Winchester

betekenis & definitie

Winchester, eene stad in het Engelsche graafschap Hampshire, ligt aan de ltching, 18 Ned. mijl ten noorden van Southampton, is eene der oudste steden van Engeland en de zetel van een bisschop, heeft eene hoofdkerk (1079—1486), in zeer verschillenden bouwstijl (van den Angelsaksischen tot den laatsten spitsboogtrant) opgetrokken, eene der grootste Engelsche kerken met gedenkteekenen van Saksische en Normandische koningen, — een college, in 1387 door Wykeham gesticht, eene kweekschool voor onderwijzers, groote kazernes, in 1683 door Wren gebouwd en oorspronkelijk tot een paleis voor Karel II bestemd, een muséum, eene korenbeurs, eenige regtbanken, onderscheidene instellingen van weldadigheid en omstreeks 17000 inwoners. Tot de oudheden behoort er op de markt eene kruis uit den tijd van Hendrik III, eene oude stadspoort, de bouwval van Wolvesey Castle (een voormalig bisschoppelijk paleis) en eene oude kapél, waarin zich de tafel bevindt, rondom welke, zoo men meent, koning Arthur met zijne ridders gezeten was. Eene Ned. mijl ten zuiden van Winchester verheft zich het in 1136 gestichte, thans prachtig gerestaureerde Hospital of St. Cross. Winchester is het Romeinsche Venta Belgarum en het oud-Britsche Caer Gwent (Witte Stad) en werd door de Angelsaksen Wintanceaster genoemd. Deze stad was de eerste hoofdstad van geheel Engeland en wegens hare markten en als stapelplaats van den wolhandel van veel belang. Toen echter Hendrik III Londen tot residentie koos, kwam zij allengs in verval. In 1142 werd keizerin Mathilde er door de partij des Konings belegerd; — in 1644 werd zij door de troepen van het Parlement ingenomen, en in 1666 woedde er de pest. — Een ander Winchester ligt in den Noord-Amerikaanschen Staat Virginia, in het dal der Shenandoah, en telt omstreeks 5000 inwoners.