Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gard

betekenis & definitie

Gard of Gardon (Vardo) is de naam eener zijrivier van de Rhône, op den regteroever van deze. Zij geeft haren naam aan een der departementen in het zuiden van Frankrijk en ontstaat in de bergstreek van Gevaudan, tot de Cevennes behoorend, uit de Gardon d'Alais, de Gardon d’Anduze en de Gardon de Mialet, waarna zij onder haar eigen naam door de vlakten van Ners en Boucoiran kronkelt, de Braune, Bourdie en Auzon (met de Seyne) opneemt, zich onder den beroemden Pont du Gard en langs Remoulins voortspoedt, en zonder bevaarbaar te worden zich uitstort tusschen Aramon en Beaucaire na een loop van' ruim 18 geogr. mijl.

Het departement Gard, zamengesteld uit de landschappen Nemosez, Alais en Uzagais, vormt het bisdom Nîmes, en telde in 1866 op 106 geogr. mijl bijna 430000 inwoners, waaronder zich 130000 Protestanten bevinden. Do hoofdstad is Nimes, en het departement is verdeeld in de 4 arrondissementen Nîmes, Alais, Uzès en Le Vigan, — in 39 cantons, en 348 gemeenten. Het westelijk gedeelte behoort tot de bergstreek der Cevennes, die er in den L’Aigoual eene hoogte bereikt van 1600 Ned. el en bedekt is met kastanje- en moerbeziënboomen, terwijl men in de hoogere gewesten eiken, beuken en naaldboomen aantreft. Naar de zijde van de Rhône begint het land terrasgewijs te dalen en gaat over in eene vruchtbare, mildbesproeide, met wijngaarden versierde, golvende vlakte. Alleen het meest-zuidelijke gedeelte vormt eene effene, lage vlakte met zilte moerassen, poelen, strandlagunen, meren en barre zandstreken. Tot de rivieren behoren er, behalve de Gard, de Rhône aan de oostelijke grenzen met hare zij-rivieren de Ardèche, de Cèze, de Vistre en de Vidourle, — voorts de bovenloop van de Hérault en van de Dourbie, eene zij-rivier van de Tarn. Het klimaat is er in het algemeen zacht, maar zeer onbestendig. De bodem levert er eene groote verscheidenheid van voortbrengselen, zooals wijn, olijven, ooft en kastanjes, — voorts tournesol- en ricinus-planten.

Men houdt er veel schapen, zwijnen, geiten en ezels, maar betrekkelijk weinig rundvee. Men verbouwt er niet veel graan, maar vele en goede soorten van wijn, en de handel in dit voortbrengsel, alsmede in olijvenolie, wol en zijde vormt er eene belangrijke bron van bestaan. Ook delft men er veel ijzer, steenkolen, antimonium, zink enz., terwijl zich bij de kust groote zoutpannen bevinden. Het meest bloeijen er voorts de fabrieken van zijden en wollen stoffen, de ijzergieterijen, de glas-, papier-, lijm- en katoenfabrieken en de weverijen. De zeevisscherij verschaft er aanmerkelijke voordeelen, en het binnenlandsch verkeer wordt er door bevaarbare rivieren, kanalen en spoorwegen niet weinig bevorderd.

Dit land behoorde welleer tot Gallia Narbonensis, en men vindt er nog vele overblijfselen uit den tijd der Romeinen. Daartoe behoort vooral de Pont du Gard, 3 geogr. mijl ten noordwesten van Nimes en niet ver van het vlek Remoulins. Deze brug, in zuiveren Tuscischen stijl ten tijde van Augustus gebouwd, is een gedeelte .van eene Romeinsche waterleiding, die het water uit het dal Uzès (Ucetia) over een afstand van 5½g eogr. mijl naar Nimes (Nemausus) bragt. Zij bestaat uit 3 boven elkaar geplaatste door bogen verbondene zuilenrijen, van welke de bovenste de eigenlijke waterleiding torscht.

< >