Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gans

betekenis & definitie

Gans (De) behoort tot de klasse der Vogels (Aves), de orde der Zwemvogels (Natatores), de familie der Eendachtigen (Anatinae, Lamelloso-dentatae) en tot het geslacht der Ganzen (Anseres). Zij onderscheidt zich door een middelmatig langen hals en middelmatig lange beenen, ovale, ver naar voren geplaatste neusgaten, en onvolkomene, als stompe, kegelvormige tanden uitpuilende plaatjes aan de randen van den snavel. De grijze of milde gans (A. cinereus Meyer), die des zomers in het midden en in het noorden van Europa haar verblijf houdt, is de stammoeder van onze tamme gans. Zij is van boven grijs gewolkt en van onder witachtig; de snavel en de pooten zijn geelachtig rood, en de vleugels korter dan de staart.

Vroeg in het voorjaar trekt zij naar het noorden, om te broeden. Zij bezoekt de weiden en bouwlanden en is slanker, vlugger en schranderder dan de tamme gans (A. domesticus L.). Deze laatste is veel grooter en gewoonlijk wit, en wordt wegens hare vederen, eijeren en vleesch op vele boerderijen gefokt. In den Elzas bezigt men eene bepaalde wijze, om ze te mesten, om alzoo groote ganzelevers te krijgen, die onder den naam van paté de foie gras als eene lekkernij door geheel Europa verzonden worden. Vooral in Duitschland ontmoet men hier en daar groote troepen tamme ganzen, die door kinderen worden gehoed.

Eene andere soort van wilde ganzen, A. segetum, is kleiner dan de grijze gans; bij haar zijn de punt en do wortel van den snavel zwart, en de vleugels langer dan de staart. Zij rigt vaak aanmerkelijke verwoestingen aan op het land, daar zij zich gaarne, even als de voorgaande, van peulvruchten meester maakt. — De sneeuwgans (A. hyperboreus) heeft oranjekleurige voeten en is geheel wit met uitzondering van de toppen der vleugels. Haar vleesch is zeer smakelijk. A. Bernicla is eene bewoonster van het noorden en komt in de Noord-Amerikaansche kuststeden bij duizenden ter markt. Hier en daar ontmoet men bij liefhebbers van vreemde vogels de Egyptische gems (A. aegyptiacus), die over geheel Afrika is verspreid.

Boven onze tamme gans geven de landlieden in Noord-Amerika de voorkeur aan de Canadasche gems (A. canadensis), omdat zij evenzeer geschikt is om vet te worden, zeer smakelijk vleesch heeft en daarenboven een grooter aantal eijeren legt. Zij zwerft er rond in verbazende troepen. De jagers schieten er in menigte, en de oeverbewoners der Hudsonsbaai laten haar des winters bevriezen om ze alzoo tegen bederf te bewaren. Ook vindt men thans in de dierentuinen de Australische hoendergans (Cereopsis Novae Hollandiae), die zich vooral door hare hoenderachtige gestalte onderscheidt. Men verzekert, dat haar vleesch voortreffelijk is, weshalve hare algemeene verspreiding als wenschelijk mag worden beschouwd.

Bij de Ouden was de gans aan Perséphone (Prosérpina) gewijd; ook bragt men haar ten offer aan Ilere (Juno). Te Rome vond men er op het Capitool in den tempel van laatstgenoemde godin. Men had er eerbied voor de ganzen sedert deze bij den inval der Galliërs door haar geschreeuw de bezetting van het Capitool hadden gewekt, toen de vijand het wilde bespringen.