Galega L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen. Het onderscheidt zich door een met 5 gelijke priemvormige tanden voorzienen kelk en eene schuins gestreepte peul met tusschen die strepen gelegene zaden. Het omvat overblijvende kruiden met okselstandige, trosvormig gerangschikte bloemen, in Europa en WestIndië groeijende. Tot de sierplanten behoort:
G. officinalis L. met een vertakten, onbehaarden stengel ter hoogte van 1 tot l‘/2 Ned. el, oneven gevinde bladeren met lancetvormige, stekelpuntige, onbehaarde blaadjes, lancetpijlvormige steunbladen, blaauwe of witte bloemtrossen, en opstaande, stijve peulen. Deze plant groeit in het wild in Spanje en Italië en dient als Herba Galegae (Rutae caprariae) tot een zweet- en pisdrijvend middel, hetwelk voorheen bij huidziekten zeer werd aanbevolen, maar thans in onbruik geraakt is. G. orientalis Lam, is minder hoog dan de voorgaande en draagt eironde blaadjes en blaauwe bloemen. Zij groeit in den Caucasus. Beide soorten kunnen ook ons klimaat verduren en wassen het best in een lossen grond en op een zonnig plekje.