Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Funen

betekenis & definitie

Funen, in het Deensch Fijen, is na Seeland het grootste der Deensche eilanden en door de Groote Belt van Seeland, door de Kleine Belt van Jutland en Sleeswijk gescheiden. Het vormt met Langeland, Taasinge (Thorsenge) en ongeveer 20 zeer kleine eilanden de Funensche eilandengroep of het stift Funen met eene uitgebreidheid van 60'/2 geogr. mijl met (in 1870) ruim 217000 inwoners, waarbij in 1861 het vroeger tot Sleeswijk behoorende eiland Arröe 1 2/5 geogr. mijl) is gevoegd. Funen alleen telt op 55 1/3 geogr mijl 185000 inwoners. Het heeft ten noordoosten de Odensé-fjord, ten westen de Gamborg-fjord en de Föns- en de Tybring-Vig, en aan de zuid- en westzijde eenige heuvels ter hoogte van ruim 100 Ned el.

Voor het overige is de bodem er effen, vruchtbaar en bijzonder voor den graanbouw geschikt, terwijl hij besproeid wordt door eenige rivieren, van welke de voor pramen bevaarbare Odensé-Aa de voornaamste is. Voorts wordt er de gemeenschap bevorderd door het Odensé-kanaal, en zijn er eenige vischrijke meren, bosschen en boomgaarden. Het is verdeeld in de arrondissementen of ambten Odensé en Svendborg. De steden liggen er alle aan zee. De hoofdstad is Odensé, en van de overige noemen wij Assens, Middelfahrt aan de Kleine Belt, Kjertminde aan de zuidpunt van het schiereiland Hindsholm met 51 schepen en eene bloeijende visscherij, Svendborg met eene goede haven, 96 schepen en veel reederij en scheepsbouw, de vesting Nyborg aan de Groote Belt met eene uitmuntende haven en 85 schepen, en Faaborg aan de Kleine Belt met 86 schepen.