Seeland, in het Deensch Själland, het grootste en merkwaardigste der Deensche eilanden, is omringd door het Kattegat, de Oeresund, de Oostzee en de Groote Belt. Door de Isefjord, die tot op 60 Ned. mijl in het land doordringt en zich in 2 armen verdeelt, van welke de westelijke dien naam behoudt, terwijl de oostelijke dien van Roeskildefjord draagt, worden 3 schiereilanden gevormd, Hornsherred, Odsherred en Själlands Odde. Ten zuiden is Seeland door de Ulvsund en de Vordingborgbaai van de eilanden Möen en Falster gescheiden. Ten noordwesten, bij de Groote Belt, vindt men tusschen de schiereilanden Asnas en Refsnas de Kallundborg-fjord, en tusschen Refsnas en Odsherred de groote Seieröbaai.
De lengte van het eiland bedraagt 130 en zijne grootste breedte 104 Ned. mijl. Zijne oppervlakte is met die van de nabijgelegene eilanden Amager, Seierö, Nexelö, Reersö, Sprogö, Aggersö, Omö, Masnedö, Tarö en Langö ruim 127 □ geogr. mijl, en het aantal inwoners 610000. De bodem van Seeland is in het algemeen laag, golvend en bijna overal vruchtbaar, en men heeft er prachtige beukewouden. In het zuidoosteiijk gedeelte van het eiland verheffen zich eenige heuveltoppen ter hoogte van 117, 125 en 177 Ned. el, en wat zuidelijker vindt men eenige kalkgesteenten. Vanhier strekt zich oostwaarts een vruchtbaar landschap uit, hetwelk aan zee in een krijtberg, den Stevnsklint (40 Ned. el hoog), eindigt. Ten noorden van dit laatste heeft men wederom eene groote vruchtbare vlakte. Het noordoostelijk schiereiland echter is heuvelachtig en met fraaije wouden en schilderachtige meren versierd. Ook hier zijn heuvels ter hoogte van 70 en 80 Ned. el, met prachtige vérgezigten.
Verder zuidwaarts heeft men heuveltoppen ter hoogte van 110 tot 130 Ned. el, en ook in de omstreken van Sorö heeft men aanzienlijke heuvels. Tot de rivieren van Seeland behooren de Suus-Aa en de Aamose-Aa. Voorts zijn er 3 kanalen: het Esrom-kanaal, van het Esrommeer naar het Kattegat, bijna 9 Ned. mijl lang, — het Danneskoldsche kanaal, 22 Ned. mijl lang, — en het Frederiksvärkskanaal. Men verbouwt er veel graan, vooral gerst en rogge. In weerwil van de uitgestrekte wouden bestaat er behoefte aan brandhout, waarin echter voorzien wordt door eene groote hoeveelheid turf. Drie spoorwegen doorkruisen het eiland: één van Kopenhagen over Roeskilde en Sorö naar Korsör aan de Groote Belt, — één van Kopenhagen naar Elseneur, — en één van Roeskilde over Kjöge naar Vordingborg. Seeland en de nabijgelegene eilanden zijn uit een administratief oogpunt verdeeld in de hoofdstad Kopenhagen en 5 ambten. Het bisdom Seeland, het voornaamste van Denemarken, omvat al die eilanden met uitzondering van Samsö, alsmede Bornholm, de Faröer en de Groenlandsche Koloniën.