Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fullenius

betekenis & definitie

Fullenius. Onder dezen naam vermelden wp:

Bernhardus Fullenius, een Nederlandsch godgeleerde. Hij was afkomstig uit Westfalen, werd in 1593 predikant te Leeuwarden en vervolgens lid van de Synode te Franeker. Hij was beroemd om zijne geleerdheid en zag zich in 1628 gekozen tot revisor der nieuwe Bijbelvertaling. Hij overleed in 1636.

Bernardus Fullenius, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 21sten Mei 1602. studeerde te Franeker onder Adriaan Metius en werd er den 18den December 1629 de opvolger van den hoogleeraar Amama. in 1636 werd hij tot den leerstoel van Metius geroepen, en hij bekleedde dien tot aan zijn overlijden op den 27sten Januarij 1657. Zijne echtgenoote Ebel Hinckema van Hinckenborg was eene zuster der moeder van den beroemden Menno van Coehoorn, — hij zelf behoorde tot de leermeesters van laatstgenoemde. Hij heeft zeer weinig in het licht gegeven, — niet anders dan eene „Oratio funebris in obitum Georgii Pasoris (1638)”, — en eene uitgave van „Joannis Drusii commentaria ad librum Coheleth, Salomonis et Jobi.” Bernardus Fullenius, een zoon van den voorgaande. Hij was geboren te Franeker den 16den Maart 1640, werd er in 1656 student in de regten, maar legde zich vooral toe op de wiskunde onder de leiding van den vermaarden Gravius (de Grau).

Nadat hij tot schepen en daarna tot burgemeester zijner geboorteplaats benoemd was, in 1674 den graad van doctor in de regten verworven en vervolgens te Dantzig den uitstekenden sterrekundige Hevelius bezocht had, zag:hij zich in 1684 geroepen tot den leerstoel van zijn vermelden leermeester in de wiskunde. Hij telde Jan Willem Friso onder zijne leerlingen , was een vriend van Christiaan Huyghens, en overleed den llden Junij 1707. Slechts weinig heeft van hem het licht gezien: hij schreef een „Brief over de vindinge van Oost en West van Lieuwe Willemz. Graef, enz. (1689)”, — en bezorgde, volgens uitersten wil van den auteur, met den hoogleeraar de Volder eene uitgave van „Christiani Hugenii opuscula posthuma etc. (1703)”. Het is echter bekend, dat hij vele handschriften nagelaten heeft.

< >