Fuller (Sarah Margaret), eene merkwaardige Amerikaansche vrouw, werd geboren den 23sten Mei 1810 te Cambridgeport in den staat Massachusetts. Haar vader, lid van het Congrès, kocht een stuk land bij Boston, hetwelk hij zelf bearbeidde, en gaf aan zijne dochter eene opvoeding als aan een zoon. Reeds op haar 8ste jaar moest zij dagelijks Latijnsche verzen schrijven, en het liefst beoefende zij de wijsbegeerte, de geschiedenis en de aesthetiek. Onder zulke omstandigheden ontwikkelde zich haar karakter op eene eigenaardige wijze.
Na den dood haars vaders voorzag zij door het geven van lessen in de behoeften van het gezin, en stichtte in November 1839 te Boston eene damesvereeniging, waar zij voorlezingen hield en door haren stouten toon de algemeene verbazing wekte. Op uitnoodiging van Horace Greely, redacteur der „Tribune”, ging zij in 1844 naar New-York, waar zij in genoemd dagblad eene reeks van artikelen plaatste, welke onder den titel „Papers on literature and art (1846)” gezamenlijk te Londen in het licht verschenen zijn. in haar boek „Woman in the nineteenth century (1850)” verkondigde zij hare wel wat overspannen denkbeelden omtrent den aard en de bestemming der vrouw. in 1846 ging zij naar Engeland, om er kennis te maken met Carlyle. Vandaar vertrok zij naar Parijs, waar zij vriendschappelijke betrekkingen aanknoopte met madame Dudevant, en vervolgens naar italië, waar zij te Rome den markies Ossoli aantrof, met wien zij in het huwelijk trad. Zij nam deel aan de staatkundige gebeurtenissen van dien tijd en betreurde den val der Romeinsche Républiek, en toen haar echtgenoot verbannen werd, vertrok zij in Junij 1850 met hem en haren zuigeling naar haar Vaderland, hetwelk zij echter niet bereikte, daar het schip met man en muis verging in een vreeselijken orkaan, die den 16den Julij 1850 op de kust van Amerika woedde. Zij was niet schoon, maar zeer innemend, en wegens hare buitengewone gaven, haar degelijk karakter en haar treurig uiteinde eene zeer merkwaardige vrouw. Hare „Memoirs” zijn door Emerson en Channing in 1852 in 3 deelen uitgegeven.
