Fritillaria L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Liliaceën. De naam is ontleend van het Latijnsche woord fritillus (dobbelkroes), omdat de bloemdekbladen van sommige soorten als een verkeerbord geteekend zijn. Deze bladen hebben als kenmerk eene ronde, schotelvormige, honigafscheidende groef aan den voet. Het onderscheidt zich voorts door platte zaden, in eene 3-hokkige, veelzadige zaaddoos besloten.
Het omvat bolgewassen met een schubbigen bol, waaruit de onvertakte, met bladeren versierde stengel met kortgesteelde, hangende bloemen oprijst. De meest-bekende soort is de Keizerskroon (F. imperialis L.), afkomstig uit Perzië, met roode of gele aan den top des stengels overhangende, tot een scherm vereenigde en door eene bladkuif gekroonde bloemen; zij is in onze tuinen algemeen en bevat een scherpnarcotisch vergif. In onze vochtige weilanden groeit nog eene andere soort, namelijk de kievietsbloem (F. Meleagris L.) met overhoeksche, lijnvormig gegroefde bladeren, een éénbloemigen stengel en eene knikkende, meestal paarsch-gekleurde bloem.