Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Franklin

betekenis & definitie

Franklin. Onder dezen naam vermelden wij:

Benjamin Franklin, een der opmerkelijkste mannen zijner eeuw. Hij werd geboren op Governors-eiland bij Boston in Amerika op den 17den Januarij 1706, was het 16de en jongste kind uit het 2de huwelijk zijns vaders, en moest dezen in de zeepziederij de behulpzame hand bieden. Op twaalfjarigen leeftijd leerde hij bij zijn halfbroeder Jannes de boekdrukkunst en besteedde zijne vrije uren aan het lezen van nuttige boeken of aan het schrijven van artikelen voor een dagblad, hetwelk door zijn patroon werd uitgegeven. Toen er echter onaangenaamheden tusschen hem en James ontstonden, verliet hij Boston zonder verlof van zijne ouders. Te Philadelphia moedigde de gouverneur William Keith hem aan, om zelf eene drukkerij op te rigten, en na zijne verloving met de dochter van zijn huisheer begaf hij zich naar Engeland, om het noodige voor zulk eene zaak aan te schaffen. Daar Keith niet beantwoordde aan zijne verwachtingen, werkte hij te Londen op verschillende boekdrukkerijen, terwijl hij een los leven leidde. Bij zijn terugkeer naar Philadelphia in 1726 kwam hij in kennis met een koopman, Denham genaamd, en werd boekhouder op diens kantoor, doch toen deze kort daarna overleed, moest hij weder zijne toevlugt nemen tot de boekdrukkerij. Weldra echter zag hij zich, door eenige vrienden ondersteund, aan het hoofd eener eigene zaak, vond als staatkundig schrijver grooten bijval, en trad in het huwelijk met zijn voormalige verloofde, die inmiddels ongelukkig getrouwd en van haren man gescheiden was.

Nu begon hij ook een papierhandel, ondervond veel voorspoed en klom allengs hooger in de achting zijner medeburgers. Men schepte behagen in zijn dagblad en in zijn almanak, en droeg hem op, het plan te ontwerpen tot een wijsgeerig genootschap. In dien tijd hield hij zich ook bezig met de natuurkunde, bepaaldelijk met de electriciteit, en wèl met een zeer gelukkig gevolg. De universiteit te Oxford benoemde hem in 1762 tot doctor in de regten, en toen de vrijheidlievende Amerikanen en de aanhangers van het Engelsche ministérie zich in 2 partijen verdeelden, zocht elk van deze den man te winnen, van wiens invloed zij zich veel goeds voorstelden. Franklin werd na zijn terugkeer van eene reis naar Londen bekleed met de betrekking van postmeester-generaal van alle Britsch-Amerikaansche koloniën; doch ook de belangrijke inkomsten, daaraan verbonden, waren niet in staat, om hem afvallig te maken van de zaak des vaderlands. Toen de onrustige bewegingen toenamen en het Huis der Gemeenten te Londen zijne ambtenaren opriep, om een onderzoek naar de geopperde bezwaren in te stellen, verscheen ook Franklin aldaar ten behoeve van Pennsylvanië en verdedigde met vrijmoedigheid de belangen der Koloniën. Men ontsloeg hem uit zijne betrekking, en daar hij zich met gevangenneming bedreigd zag, vertrok hij in 1775 naar Philadelphia, waar het Congrès vergaderd was. Na dien tijd wijdde hij zich met ijver aan de onafhankelijkheid van zijn vaderland en begaf zich in 1776 naar Parijs, om er geheime onderhandelingen aan te knoopen.

Toen echter Lodewijk XVI in 1778 de zelfstandigheid van Amerika erkend had, verscheen de eenvoudige grijsaard als gevolmagtigd minister aan het Hof te Versailles en was er het voorwerp der algemeene vereering. Den 20sten Januarij teekende hij te Parijs met de Britsche commissarissen de préliminaires van den Vrede, die de vrijheid schonk aan zijn geboortegrond, en keerde vervolgens naar Philadelphia terug, waar men hem met blijken van achting en dankbaarheid overlaadde. Zelfs nog op 78-jarigen leeftijd was hij voorzitter van het Congrès van Pennsylvanië, deed onderscheidene nuttige inrigtingen verrijzen, en overleed den 17den April 1790. Hij is de uitvinder van den bliksemafleider en van den electrischen vlieger, en hij heeft zijne krachten ingespannen om eene verklaring te geven van het noorderlicht. Met schranderen blik doorvorschte hij de maatschappelijke toestanden, en zijn gemoed, na de afdwalingen der jeugd door tegenspoed gelouterd, door nadenken veredeld, was geopend voor het heil der geheele menschheid. Zonder zich in onnutte bespiegelingen te verliezen , had hij een bewonderenswaardig stelsel van practische levenswijsheid gevormd.

Hij verstond de kunst, om de zedeleer toe te passen op het dagelijksch leven, op het aankweeken van vriendschap en liefde, op het gebruik van den tijd, op het oefenen van weldadigheid, op de vereeniging van eigen welvaart met het algemeen belang, daarbij wijzende op de vruchten van den arbeid en op het genot der maatschappelijke deugden. Voortreffelijk in dat opzigt is zijn boek: „Spreekwoorden van den ouden Hendrik of de wijsheid van den braven Richard (1775)”; het is in vorm en inhoud het modél van een volksboek. D'Alembert begroette den uitvinder van den bliksemafleider bij zijne opneming in de Fransche Académie met den merkwaardigen versregel „Eripuit coelo fulmen, sceptrumque tyrannis (Dwinglanden heelt hij den schepter, den hemel den bliksem ontwrongen)”, en op voorstel van Mirabeau droeg de Nationale Vergadering in Frankrijk bij zijn dood gedurende 3 dagen uitwendige teekenen van rouw. Tot groot verdriet des grijsaards bleef zijn eenige zoon William Franklin in Engelsche dienst. — Er bestaat eene volledige uitgave in 10 deelen (1840 en 1850) van de werken van Franklin; zij is bezorgd door Sparks. Laatstgemelde heeft in 1856 ook eene levensgeschiedenis van dien merkwaardigen man in het licht gezonden.

John Franklin, een Britsch zeeman, geboren te Spitsby in Lincolnshire den 16den April 1786. Reeds vroeg openbaarde zich zijne neiging tot stoute ondernemingen. Liefst wilde hij ter zee varen, en om hem van dien lust te genezen, zond zijn vader hem met een koopvaardijschip naar Lissabon. Het geneesmiddel had eene tegenovergestelde werking, en de jonge Franklin trad op 14-jarigen leeftijd in dienst als midshipman aan boord van het oorlogschip „Polyphemus”. In 1801 nam hij deel aan den zeeslag bij Kopenhagen en vergezelde in 1803 zijn bloedverwant, kapitein Flinders, op eene ontdekkingsreis naar de Zuidzee, maar leed schipbreuk op de kust van Nieuw-Holland. Later was hij signaal-kadet aan boord van den „Bellerophon” bij Trafalgar, diende in 1814 op den „Bedford”, waarmede de Verbondene Mogendheden naar Engeland werden overgebragt, en kwam bij den mislukten aanval op Nieuw-Orleans (1815) in krijgsgevangenschap. In 1818 voerde hij bevel over de brik „Trent” bij de noordpool-expeditie van kapitein Buchan. Nadat het opsporen eener noord-westelijke doorvaart door kapitein Ross mislukt was, ontving Franklin in 1819 den last, om, vergezeld door Richardson en Back, een togt te land volbrengen van de Hudsonsbaai naar de Kopermijnrivier, en wél in verband met Parry, die tegelijkertijd deze oorden met zijn schip zou bezoeken.

Op deze reis trok hij langs de kust tot aan kaap Turnagain (68½ ° N. B.) en keerde in 1822 naar Engeland terug, nadat hij ontzettend veel ellenden had doorgestaan en door den bijstand van eenige Indianen van den dood gered was. Nu zag hij zich tot kapitein bij de Marine en tot lid van de Royal Society benoemd, en ondernam in den aanvang van 1825 met dezelfde reisgenooten een tweeden ontdekkingstogt naar de Poolzee, waarop hij de kusten tusschen de Mackenzie- en de Kopermijn-rivier onderzocht. Nadat hij den 18den Augustus 1827 tot 70½° N. B. en 150° W. L. was doorgedrongen, moest hij wegens het gevorderde jaargetijde de terugreis aanvaarden. Georg IV huldigde zijne verdiensten door hem tot ridder te benoemen. Van 1832 tot 1834 voerde hij bevel over een linieschip in de Middellandsche Zee en ging als gouverneur naar Vandiemensland, — eene betrekking, die hij tot in 1843 op eene loffelijke wijze waarnam. In het begin van 1845 was hij weder in Engeland, waar men zich met nieuwe voorbereidselen bezig hield tot beslissing van het vraagstuk der noordwestelijke doorvaart. De beide schepen „Erebus” en „Terror”, waarmede Ross (de jongere) pas zijne reis naar de Zuidpool volbragt had, werden zeilree gemaakt, en in weerwil van zijn gevorderden leeftijd nam Franklin de leiding dezer expeditie op zich, waarbij 2 uitstekende zeeofficieren, de kapiteins Crozier en Fitzjames hem ter zijde stonden. Hij vertrok den 19den Mei 1845, bereikte den 4den Julij de Walvisch-eilanden, en werd den 26sten Julij in Melville-Baai op 77° N. B. en 66° 13' W. L. van Greenwich de laatste maal gezien.

Na dien tijd ontbraken alle berigten omtrent dezen stoutmoedigen zeeman. Sedert 1848 werden door de Engelsche regéring, door de echtgenoote van Franklin en door den Amerikaanschen koopman Grinnell bij herhaling schepen uitgerust, om de vermiste zeelieden op te zoeken, doch te vergeefs. Intusschen ontdekte men bij kaap Hiley, gelegen aan den mond van het Wellington-kanaal, in 1850 sporen eener legerplaats, welke schenen aan te wijzen, dat Franklin aldaar den winter van 1846 had doorgebragt. Mededeelingen van Eskimo's gaven in 1854 de eerste inlichtingen omtrent het treurig lot der expeditie, en overblijfselen, in 1859 door M'Clintock opgedolven, verschaften eindelijk de zekerheid, dat Franklin na het verduren van een tweeden vreeselijken winter den 11den Junij 1847 bezweken was, terwijl zijne medgezellen waarschijnlijk in den loop van datzelfde of van het volgende jaar door honger en koude tot den laatsten man toe omgekomen zijn. De vroegere ontdekkingsreizen van Franklin zijn beschreven in „Narrative of a journey to the shores of the Polar Sea in the years 1819—1822 (1824, 2 dln)”, en „Narrative of a second expedition to the shores of the Polar Sea, 1825—1827 (1828, 3 dln)”. Zijne echtgenoote, Jane Griffin, heeft al hare krachten ingespannen en nagenoeg haar geheele vermogen opgeofferd, om de onverschrokken reizigers op te sporen.

< >