Formey (Johann Heinrich Samuel), een Duitsch schrijver, geboren te Berlijn den 31sten Mei 1711, stamde af van Fransche uitgewekenen, wijdde zich aan de godgeleerdheid en was reeds vóór zijn 20ste jaar leeraar der Fransche Hervormde gemeente te Brandenburg, doch werd er in 1737 hoogleeraar aan het gymnasium. In weerwil van zijn ziekelijk gestel heeft hij een groot aantal werken in het licht gegeven. In 1733 en later schreef hij met Beausobre en vervolgens met Mauclerc de „Bibliothèque germanique (25 dln)” en daarna de „Nouvelle bibliothèque germanique (25 dln)”. Met Pérard redigeerde hij een „Journal littéraire de l’Allemagne (2 dln)”, — voorts het blad „Minerve et Mercure”, — en na de troonsbeklimming van Frederik II eene staatkundige courant, waarvoor de Koning zelf de meeste bouwstoffen leverde.
Bij de nieuwe organisatie der Académie benoemde men hem op voorstel van Maupertuis tot secretaris en historiograaf, en in 1748 tot vasten secretaris. Frederik II schatte hem zeer hoog. De werken van Formey hebben in het algemeen eene Christelijke strekking: hij schreef over kerkgeschiedenis, natuurkunde, opvoeding (in den „Ante-Emil”), enz. Voorts leverde hij memoriën, verhandelingen, „Elementa philosophiae Wolflanae (1746)", 46 lofredenen, eene „Encyclopédie portative”, enz. In 1778 werd hij secretaris bij prinses Henriette Marie en in 1788 directeur der Academische klasse voor wijsbegeerte. Hij overleed den 7den Maart 1797.