Foelie noemt men het vleezige, vertakte hulsel, eigenlijk den zaadrok van de notemuskaat. Zij komt in den handel voor in de gedaante van enkele of dubbele, platte, aan het eene uiteinde onregelmatig ingesnedene, onbehaarde, brooze plaatjes, die eene rood- of bruin- of ook wel goudgele kleur hebben en naar notemuskaat rieken en smaken. Men onderscheidt bruine, blanke en korte foelie, en van deze komt eerstgenoemde het meest voor. Op 100 pond notemuskaatvruchten rekent men 13½ pond foelie.
De handel in dit artikel wordt vooral gedreven door Nederlanders en Engelschen. De verpakking naar Engeland geschiedt doorgaans in korven, kisten of vaten van althans 150 Ned. pond, en naar ons Vaderland veelal in vaatjes van 30 of 60 Ned. pond. Eene levendige kleur wordt een bewijs geacht van goede kwaliteit. Foelie bevat volgens Henry eene kleurlooze vlugtige olie, eene vette olie, zetmeel en plantenvezel. Zij wordt vooral verbouwd op de Molukken en op de Soenda-eilanden.
Geheel iets anders is de spiegel-foelie, een naam, afkomstig van stannifolium of bladtin, waarmede men voorheen de achterzijde der spiegels belegde. Die naam wordt echter thans gebruikt van het amalgama (zie aldaar), hetwelk tot hetzelfde einde dient. Om foelie op een spiegel te brengen, spreidt men eene plaat bladtin uit over eene effen steenen tafel en bedekt haar met eene laag kwik. Door de aanraking dier beide metalen ontstaat aanstonds een vast amalgama, en er blijft kwik over. Hierop legt men het spiegelglas met de gepolijste zijde, zoodat deze als het ware op het kwik drijft.
Men belegt het glas met flanel en bezwaart het meer en meer met gewigten, zoodat het overtollig kwik wordt weggeperst, terwijl men den spiegel in een hellenden stand brengt, om het wegvloeijen te bevorderen. Deze bewerking duurt 3 of 4 weken. Blijft er nu nog kwik over, dan wordt het door verdamping verwijderd. Het amalgama heeft zich daarna aan het glas gehecht, en de spiegel is gereed. — Met den naam van foelie bestempelt men voorts gekleurde blaadjes metaal of papier, die onder doorschijnende voorwerpen, bijvoorbeeld onder edelgesteenten, gelegd worden, om daaraan glans of kleur te geven.