Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fo

betekenis & definitie

Fo, eigenlijk dezelfde als Boeddha (zie aldaar), is in China de naam van den stichter eener godsdienst, die er door vele ingezetenen beleden wordt. Men verhaalt van hem, dat hij een Koningszoon was en omstreeks 1000 jaar vóór den aanvang onzer jaartelling geboren werd; — dat het eerste, wat hij sprak, de verzekering behelsde, dat niemand in den hemel en op aarde de aanbidding waardig was dan hij-alleen, — dat hij van zijn 19de tot zijn 30ste jaar zich afzonderde in de woestijn, aldaar goddelijke openbaringen ontving, en vervolgens, openlijk optredend, wonderen deed en leerlingen aannam, die zijne leer over China verspreidden, — en eindelijk, dat hij, op 80-jarigen leeftijd zijn einde voelende naderen, aan 10 zijner trouwste aanhangers mededeelde, dat het beginsel van alle dingen gelegen is in een ledig, een niets, waaruit alles is voortgekomen en waartoe alles wederkeert. Voorts is de overlevering omtrent Fo met een groot aantal dwaasheden opgesierd, bijvoorbeeld dat hij 8000 maal geboren is, telkens in de gedaante van een ander dier, weshalve het een der 5 hoofdgeboden van het Foïsmus is, dat de mensch geene dieren mag dooden.

De 4 andere verbieden het stelen, de onkuischheid, het onwaarheid spreken en het drinken van wijn. Voorts worden zijne belijders krachtig aangespoord tot weldadigheid, vooral jegens de priesters of bonzen. Volgens hunne leer is Fo geboren om de menschen te redden: hij heeft voor hunne zonden geboet en voor hen eene zegenrijke wedergeboorte verworven, bestaande in eene zielsverhuizing, die eene belooning is voor den brave en eene straf voor den booze, totdat 's menschen wezen zich oplost in het hoogste wezen.

In de geheime leer van Fo, voor de ingewijden bestemd, worden de beschouwingen over het „niets” breeder ontwikkeld. Deze leiden tot eene vaststelling der eenswezendheid van alles, behoudens het verschil van uitwendige vormen en bepalende eigenschappen. Het grondwezen van alles is eene zuivere zelfstandigheid zonder verstand, magt, wil of deugd, en het is de hoogste gelukzaligheid, zich hierin op te lossen. Hiertoe komt men door een volkomen quiëtismus, namelijk door zich in onverstoorbare rust om niets te bekommeren.

De zuivere leer van Confucius (zie aldaar) strijdt nog altijd vruchteloos met de bijgeloovige dwaasheden van het Foïsmus. Dit laatste is in China algemeen verspreid en wordt beleden door den Keizer en zijn huis en door alle hooge ambtenaren. De talrijke priesters dezer godsdienst hullen zich in een geel gewaad en wonen ongehuwd in of bij de tempels of in kloosters. Ook houden zij optogten of processiën en maken bij hunne gebeden gebruik van een uit koralen gevormden rozekrans.