Favre (Gabriel Claude Jules), een Fransch regtsgeleerde en staatsman, geboren te Lyon den 21ten Maart 1801, had bij het uitbarsten der Julij-revolutie juist zijne regtsgeleerde studiën voleindigd. Hij werd advocaat in zijne geboortestad en onderscheidde zich door zijne republikeinsche gevoelens. In 1845 ging hij naar Parijs, om er beschuldigden te verdedigen , die wegens politieke overtredingen waren aangeklaagd, en na dien tijd behoorde hij tot de meest-beroemde leden der balie aldaar. Bij de Februarij-omwenteling van 1848 werd hij benoemd tot secretaris-generaal van het ministérie van Binnenlandsche Zaken, en men was algemeen van oordeel, dat hij Ledru-Rollin bevestigde in zijne radicale gezindheden.
Men hield hem voor de vervaardiger van de beruchte circulaire, die de regelen bevatte, waaraan de buitengewone commissarissen zich bij het gebruik hunner onbeperkte magt in de provinciën hadden te houden, alsmede van het 164e Bulletin de la République, dat in stijl en inhoud aan het Schrikbewind herinnert. Als vertegenwoordiger van het departement Loire nam hij ijverig deel aan de werkzaamheden der Constituante, en stemde nu eens met de linker-, dan weder met de regterzijde. Na de verkiezing van 10 December kwam hij meer en meer in verzet tegen Lodewijk Napoleon. Het Rhône-departement zond hem naar het Wetgevend Ligchaam, en hij werd er een van de leiders der Democratische partij, ja, na de vlugt van Ledru-Rollin (13 Junij 1859) het hoofd der Bergpartij. De staatsstreek van 2 December 1851 verwijderde hem voor langen tijd van het staatkundig tooneel. In 1858 echter werd hij te Parijs gekozen tot lid van het Wetgevend Ligchaam, in 1864 te Lyon, en hij voerde er het woord over de belangrijkste aangelegenheden des lands. Hij behoorde er tot de partij der „Onverzoenlijken”, die, aanvankelijk klein, van jaar tot jaar aangroeide, en geeselde bij elke gelegenheid de schijnbaar vredelievende en vrijzinnige, maar eigenlijk oorlogzuchtige en despotieke staatkunde des Keizers. Zoo deed hij met Thiers bij de expeditie naar Mexico, — in 1868 bij de nieuwe drukperswet, die door velen als een stap voorwaarts op den weg der vrijzinnigheid werd begroet, — en bij het valsche constitutionalismus van het ministérie Ollivier.
In Julij 1870 was hij een der weinigen die den oorlog met Duitschland afkeurden en ontrieden. Toch liep hij als staatsman aan den leiband der omstandigheden. Immers na den val van Sédan was hij belast met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. Nog in den nacht van 3 op 4 September, nadat de maarschalk van Palikao aan het Wetgevend Ligchaam mededeeling had gedaan van de capitulatie van Sédan en van de gevangenneming des Keizers, deed hij het voorstel, om den Keizer en zijn geslacht vervallen te verklaren van den troon, uit de leden van het Wetgevend Ligchaam een Bewind te benoemen, en den oorlog tot het uiterste door te zetten. In dien geest ging hij voort, toen hij na de revolutie van 4 September lid van het Voorloopig Bewind en met het bestier der Buitenlandsche Zaken belast werd. In zijne circulaires van den 6den en I7den September zocht hij de schuld en dus ook de geheele verantwoordelijkheid van den oorlog op Pruissen te werpen. Geen voet gronds, geen steen van de vestingen wilde hij afstaan, en hij gebood de Duitschers op hoogen toon, het gebied der Republiek te verlaten. Geen wonder alzoo, dat de gesprekken, den 19a«» tot den 20sten September door Favre met von Bismark op het kasteel Ferrières bij Lagny gevoerd, tot geenerlei uitkomst leidden.
De onnaauwkeurigheden in het rapport, dat hij daaromtrent aan het Voorloopig Bewind inleverde, werden weldra door den Rijkskanselier op scherpen toon aangewezen. Hoewel Frankrijk de eene nederlaag na de andere leed, protesteerde Favre zelfs den l8den October nog tegen het vermoeden, dat men den Elzas en een gedeelte van Lotharingen zou willen afstaan. Toen echter Parijs belegerd werd en alle hoop op ontzet verdween, moest hij zich wel naar Versailles begeven, waar hij den 28sten Januarij de capitulatie van Parijs en den wapenstilstand met von Bismark sloot. Nadat hij voorts in onderscheidene departementen tot lid der Nationale Vergadering benoemd was, belastte Thiers hem met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. Met laatstgenoemde nam hij deel aan de vredesonderhandelingen te Versailles, waarna hij den 26sten Februari) 1871 de preliminairen en den 10den Mei daaraanvolgende het definitieve vredesverdrag te Frankfort aan de Main onderteekende.
Ook nadat Thiers tot voorzitter der Fransche Republiek gekozen was, behield hij aanvankelijk zijne betrekking, doch nam tegen het einde van Julij zijn ontslag, waarna hij vervangen werd door Charles de Rémusat. Hij heeft eene schets van zijne diplomatieke werkzaamheden gegeven in zijn geschrift „Rome et la République Française (1871). — Favre is een uitstekend redenaar, vol gloed en leven. Men mist wel is waar bij hem eene zekere sierlijkheid en bevalligheid, die men bij het fraaije cóloriet van een schilder mag vergelijken, doch dit wordt ruimschoots opgewogen door de gemakkelijkheid, waarmede hij het woord voert, en door de behendigheid, waarmede hij het wapen der scherpzinnige redenéring weet te gebruiken. Tot zijne jongste geschriften behoort ook: „Le gouvernement de la défense nationale (1871, 2 dln)”,