Favras (Thomas Mahy, marquis de), een slagtoffer der staatkunde, geboren te Blois den 26sten Maart 1744, nam dienst bij het Fransche leger en was bij het uitbarsten der Omwenteling hoofd-officier bij de Zwitsersche garde van den graaf van Provence (Lodewijk XVIII). Hij was gehuwd met prinses Caroline, eene dochter van den vorst von Anhalt-Bernburg-Schaumburg, en dit hooge huwelijk, in verband met zijne eerzucht, was oorzaak, dat hij bij den aanvang der Revolutie plannen beraamde, om zijn vaderland en zich zelven te redden. Hij maakte finantiële berekeningen, wilde een volksleger tegen het buitenland op de been brengen, en nam eindelijk het besluit, om den Koning en zijn gezag te handhaven, en wel door een aantal kloekmoedige mannen bijeen te brengen, die in staat waren, om den Vorst en zijn Hof tegen eiken aanval te beveiligen. Weldra echter was hij door spionnen omringd, die hem in zijn voornemen ondersteunden, maar tevens bij het Bewind de beschuldiging inbragten, dat hij een leger van 30000 man wilde werven, Parijs door hongersnood dwingen, Lafayette en den maire Bailly vermoorden en den Koning naar elders brengen.
Om de noodige hulpmiddelen te bekomen, vervoegde Favras zich bij den graaf van Provence, die vermoedelijk eene aanzienlijke som ter zijner beschikking stelde. Toen Favras den 24sten December 1789 een gedeelte dier som wilde ontvangen, werd hij met zijne echtgenoote plotselijk gevat, terwijl een adjudant van Lafayette zijne papieren in beslag nam. Nu ontstond er een ingewikkeld procés, hetwelk aanvankelijk eene voor Favras gunstige wending scheen te nemen, maar door velerlei listen en lagen onder de bedreigingen der volkswoede eene noodlottige uitkomst had. Hij werd den 18den Februarij 1790 wegens staatsverraad tot de koord veroordeeld, en men voltrok dit vonnis den volgenden avond bij fakkellicht op het Grève-plein te midden van het gewoel en de verwenschingen eener tallooze menigte. Hij stierf met de grootste standvastigheid, hoewel hij tot het laatste oogenblik hoop voedde op de tusschenkomst van het Hof; doch zelfs de graaf van Provence durfde geene poging wagen om hem te redden. Nadat het offer gevallen was, gevoelde men het verkeerde van dit gruwelstuk, en de eene partij zocht de schuld op de andere te schuiven. Zijne echtgenoote werd kort daarna op vrije voeten gesteld.