Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Ezel

betekenis & definitie

Ezel (De) vormt met het paard een afzonderlijk geslacht der zoogdieren, hetwelk zich onderscheidt door één teen, omsloten door een grooten hoef. De soort, welke den naam van ezel draagt, onderscheidt zich van het paard daarin, dat zij alleen aan de voorpooten wratten heeft, een dikkeren kop, en alleen aan de punt van den staart lange haren. De ezel heeft een dergelijk gebit als het paard, en nog minder behoefte aan slaap. De ezelin werpt na een dragt van 11 maanden gewoonlijk één, doch ook wel eens 2 veulens.

Onze tamme ezel (Equus Asinus) is waarschijnlijk, evenals het paard, uit Midden-Azië afkomstig en later naar Amerika overgebragt. Wilde ezels vindt men alleen op den gematigden gordel van Azië en in een groot gedeelte van Afrika. Die van Azië zijn zoo groot 'als kleine paarden; hun kop is’ kleiner, hunne ooren zijn korter dan die onzer tamme ezels; zij hebben eene streep over den rug, maar geen dwarsstreep over de schouders. Zij vormen ééne of twee soorten en dragen verschillende namen. De Kirghiezen noemen hen koelaw,— de Mongolen dsiggetai, — en de bewoners van Tibet kiang. Meer noordelijk heeft men eene soort, welke bij de dierkundigen den naam draagt van Equus hemionus. — In Afrika bevinden zich 3 soorten, namelijk de zebra, de dauw en de quagga.

De eerste (Equus Zebra) is grooter dan onze tamme ezel, licht van kleur met zwarte dwarsstrepen, en woont er in de gebergten der zuidelijke streken. Zij zijn zeer schuw en worden niet gemakkelijk gevangen. — De dauw (Equus Borchellii) heeft veel overeenkomst met de zebra, doch zijne strepen zijn minder scherp geteekend. Hij leeft in troepen in de vlakten van Zuid-Afrika. — De quagga (Equus Quagga) eindelijk is donkerder van kleur dan de voorgaande 2 soorten, en de strepen zijn veel minder duidelijk. Deze dieren leven in troepen ten zuiden van de Vaal-rivier, waar zij in goede verstandhouding met de struisvogels omdolen. Beide partijen hebben daarbij belang. De struisvogels bemerken door hun scherpen blik spoedig gevaar, ’t geen voor den quagga van groot gewigt is, en vinden tot loon voor hunne diensten op de uitwerpselen van dien ezel groote kevers, waarop zij zeer gesteld zijn.

De ezels zijn van aard vlugge, gehoorzame snelloopende dieren, doch door verwaarloozing en mishandeling werden zij in ons werelddeel in domme, luije, koppige schepselen veranderd. Vooral de Egyptische ezels worden zeer geroemd. In het algemeen verkeeren de ezels het liefst in steenachtige, dorre landstreken, daar zij zich bij voorkeur met stekelige gewassen, zooals distels, cactusplanten enz., voeden. In grooten getale zijn zij naar Java overgebragt, doch aldaar spoedig gestorven, terwijl zij op Bonaire, Curaçao enz. sterk vermenigvuldigen. In de wildernis is de ezel ontembaar en aan verscheurende dieren in woestheid gelijk. De muil-ezel stamt af van den ezel-hengst en de paard-merrie.

< >