Eutin, schoon slechts ruim 3000 inwoners tellende, is merkwaardig als de hoofdstad van het vorstendom Lübeck, hetwelk tot het groothertogdom Oldenburg behoort.
Zij ligt in eene bevallige landstreek tusschen het Groote en Kleine Meer van Eutin en aan den spoorweg, die haar met Neumünster en Kiel verbindt. Landbouw, veeteelt en handel zijn er de voornaamste bronnen van bestaan. Tot de merkwaardige gebouwen behooren er de oude Michaëliskerk, gesticht vóór 1155, het raadhuis, eene fraaije school en een groot kasteel van den Groothertog, omgeven door een wèl aangelegd park. Dit kasteel werd reeds in de 13de eeuw opgetrokken, is in 1689 gedeeltelijk afgebrand, door den toenmaligen bisschop weder opgebouwd, en later door den Groothertog aanmerkelijk verfraaid. Men heeft er een gymnasium, eene school van middelbaar onderwijs, 2 meisjesscholen, enz. Ook is er eene openbare boekerij met 20000 doelen. Deze stad heette in de middeleeuwen Utin, in het Latijn Utina, en werd gesticht bij de invoering van het Christendom in het land der Wenden. Aanvankelijk was zij onderworpen aan de graven van Holstein, na de Hervorming aan de Protestantsche vorst-bisschoppen van Lübeck onder de beschermheerschappij van Denemarken, en in 1803 kwam het bisdom Lübeck aan Oldenburg, waarin de stad in 1829 werd ingelijfd.