Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Heimrich Alfred Escher. een verdienstelijk Zwitsersch staatsman. Hij werd geboren te Zürich den 20sten Februarij 1819, studeerde in de regten te Zürich, Bonn en Berlijn en begaf zich vervolgens naar Parijs. Na zijn terugkeer werd hij docent aan de hoogeschool te Zürich, doch zag zich in 1844 gekozen in den Grooten Raad van het canton. Al dadelijk trad hij op met een vrijzinnig programma, waaraan hij onwrikbaar getrouw bleef. Zoowel de verbanning der Jezuïeten als de verwijdering van het conservatief bestuur te Zürich was mede zijn werk. Een nieuw veld opende zich voor zijne bemoeijingen, toen hij in 1845 tot lid van den Kleinen Raad en in 1846 tot lid van den Raad van Onderwijs benoemd werd.
De hervorming der cantonnale school te Zürich geschiedde vooral door zijne bemiddeling. De betrekking van vice-president van den Grooten Raad verwisselde hij in 1847 met die van staatssecretaris, doch in December 1847 werd hij voorzitter van den Grooten Raad, waarna hij in 1848 in de openingsrede aandrong op wijziging der constitutie en meer centralisatie. Hij sterkte in dat jaar het canton Tessino in den strijd met Oostenrijk, werd lid van den Nationalen Raad en vice-president van dat ligchaam, alsmede burgemeester van Zürich, terwijl hij daarna het ambt bekleedde van voorzitter van den nieuwen Regéringsraad. Als zoodanig bleef hij werkzaam tot 1855, en beijverde zich, om in zijn canton de zaken van school en kerk op beteren voet te brengen. In 1849 zag hij zich voorts benoemd tot president van den Nationalen Raad, en in 1854 tot vice-president van de commissie van toezigt op de polytechnische hoogeschool te Ziirich. Door herkiezing bleef hij ook later in het bezit van deze betrekking, en het nageslacht zal hem met dankbaarheid gedenken als een man, die voor de geestelijke ontwikkeling van zijn volk veel gedaan heeft.
Hans Konrad Escher von der Linth, desgelijks een verdienstelijk Zwitsersch burger. Hij werd geboren te Zürich den 24sten Augustus 1767, en was reeds eenigen tijd werkzaam geweest in de fabriek van zijn vader, toen deze hem vergunde, om de hoogeschool te Göttingen te bezoeken. Later volbragt hij eene reis naar Italië en bepaalde zich toen weder tot het vaderlijk bedrijf. Zijne medeburgers zonden hem in 1798 naar de Landsvergadering, zaamgeroepen om eene nieuwe grondwet voor het canton in gereedheid te brengen. Weldra echter, na het veroveren van Bern door de Franschen, werd de Helvétische Republiek afgekondigd, en Escher aanvaardde uit belangstelling in zijn vaderland het lidmaatschap in den Wetgevenden Raad. Hier bewees hij met zijn vriend Usteri, lid van den Senaat, zoowel door het bevorderen van het welzijn des lands als door de uitgave van den „Schweizer Republikaner,” groote diensten.
In 1802 verwijderde hij zich echter van het staatkundig tooneel, om zich geheel en al te wijden aan het Linthkanaal (zie aldaar). Het plan tot het graven daarvan werd in 1804 goedgekeurd en Escher met het voorzitterschap der commissie van uitvoering! bekleed. Met den meesten ijver volbragt hij zijne (belangrijke taak en zorgde tevens voor de zedelijke vorming der oeverbewoners van het nieuwe kanaal. Trouwens hij genoot het voorregt, dat zijne verdiensten erkend werden, zooals blijkt uit de toevoeging von der Linth aan zijn naam en uit zijne benoeming tot staatsraad te .Zürich. Hij overleed aldaar den 9den Maart 1823, en een gedenkteeken ter zijner eer werd bij het Linth-kanaal opgerigt.
Arnold Escher von der Linth, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Zürich den 8sten Junij 1807, en zag zich aldaar benoemd tot hoogleeraar in de geologie. Hij leverde belangrijke bijdragen in tijdschriften, alsmede eene voortreffelijke „Karte des Kantons Glarus (1849)”, enz. Hij overleed te Zürich den 12den Julij 1872.