Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Epicurus

betekenis & definitie

Epicurus, een Grieksch wijsgeer, geboren te Gargethus bij Athene in het jaar 341 vóór Chr. genoot aanvankelijk het onderwijs van Pamphilus, een volgeling van Plato, en bestudeerde vervolgens met grooten ijver de geschriften van Demócritus. Nadat hij eerst te Mytilene en te Lampsacus als leeraar was werkzaam geweest, keerde hij naar Athene terug en opende er eene school in een tuin, dien hij later aan zijne leerlingen in erfenis toewees, weshalve deze school ook den naam droeg van „Horti Epicurei”. De wijsbegeerte is, volgens hem, het streven om gelukkig te worden; daarom maakte hij de redeneer- en natuurkunde ondergeschikt aan de zedeleer en noemde deze de kunst om gelukkig te leven. Het hoogste geluk was in zijn oog een volkomen kalm genot, en hierin onderscheidde hij zich van Aristippus, die het plaatste in de zucht om te handelen.

Dat hoogste geluk is, volgens Epicurus, alleen langs den weg der deugd te bereiken. De waarde der dingen is uitsluitend afhankelijk van hunne betrekking tot dat doel; daarom schatte hij het genot des geestes hooger dan dat des ligchaams, — daarom stelde hij vriendschap, vredelievendheid en matigheid, alsmede lijdzaamheid in smart, op hoogen prijs. De beoogde gemoedsrust wordt vooral verstoord door onze eigene denkbeelden, — vooral door het geloof aan de magt der natuurwetten, aan den invloed der góden op de lotgevallen der menschen, en aan de onsterfelijkheid. Hiertegen moet men zich wapenen door het onderzoek der natuur, en tot dat einde vernieuwde hjj de atomistische leer van Demócritus. Uitgaande van de stelling, dat al het zamengestelde uit enkelvoudige bestanddeelen bestaat, nam hij 2 eeuwige beginselen aan, namelijk de atomen, die hij als ondeelbare ligchamen van verschillenden vorm voorstelde, en de ledige ruimte. Volgens hem is ook de ziel uit atomen zamengesteld en sterfelijk.

De kenbronnen der waarheid zijn bij hem gewaarwording en waarneming, welke door beelden der voorwerpen ontstaan en ons tot algemeene denkbeelden leiden. De góden verkeeren, volgens zijne leer, in ongestoorde rust in de ledige ruimten tusschen de ligchamen van het heelal, zonder zich om de wereld te bekreunen. — Epicurus overleed in het jaar 270 vóór Chr., en zijne leer vond later vooral te Rome vele aanhangers, onder welke voorzeker Lucretius de meest uitstekende is. Nog lang na zijn dood vierden zijne leerlingen zijn verjaardag en vereenigden zich voorts den 20sten dag van elke maand tot een vrolijken maaltjjd, waarvoor hun leermeester in zijn testament eene som had vastgesteld. Van zijne talrijke geschriften is nagenoeg niets bewaard gebleven. Zijne latere volgelingen gaven zich veelal over aan zingenot, en in dien zin wordt nog altijd het woord „epicurist” gebruikt.

< >