Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Elbing

betekenis & definitie

Elbing is eene aanzienlijke fabriek- en koopstad in de provincie West-Pruissen en in het district Dantzig. Zij ligt aan de evenzoo genoemde rivier, die door een kanaal met de Nogat of den oostelijken arm van de Weiehsel verbonden is. Zij bestaat uit de Oudstad, de Nieuwstad, het Speicher-eiland en onderscheidene voorsteden, en telt 27000 inwoners. Er zijn 7 Protestantschekerken, eeneR.

Katholieke en eene Doopsgezinde kerk, alsmede eene synagoge. De Maria-kerk, gesticht in de life eeuw, is een merkwaardig gebouw, en het gymnasium, in 1536 verrezen, heeft eene boekerij van 22000 deelen. Daarenboven heeft men er eene reaalschool, onderscheidene andere inrigtingen van onderwijs, een weeshuis, een ziekenhuis enz. Belangrijk is er het Pott-Cowle-fonds — afkomstig van een Engelschman Cowle, die zich met zijne echtgenoote (geboren Pott) in 1810 te Elbing vestigde en in 1821 te Dantzig overleed —, waaruit onderscheidene instellingen van weldadigheid ondersteund worden. De fabrieken leveren er hoofdzakelijken geweven stoffen, leder, spiritus, tabak, zeep, cichorei, azijn, olie en bier. Belangrijk zijn er voorts de scheepstimmerwerven en de machinefabrieken, en de kanalisatie, welke de meren van Oost-Pruissen in verband bragt met de Elbing, doet er de binnenvaart bloeijen. — De stad is ontstaan door kolonisten uit Lübeck en Bremen, die er zich vestigden rondom een burgt der Duitsche ridders. Reeds vroeg werd zij in de Hanza opgenomen en ontwikkelde zich met grooten voorspoed. Deze verminderde, toen zij in 1454 onder de heerschappij van Polen kwam, doch herstelde zich, toen zij in 1772 aan Pruissen werd toegevoegd.

< >