Egels (De) vormen eene familie van de klasse der zoogdieren (Mammalia), van de orde der roofdieren (Rapacia), en van den groep der insecteneters (Insectivora). Zij onderscheiden zich door looppooten en losse teenen aan de voorpooten; hun ligchaam is met stekels of borstels bezet, en hun staart kort of ontbreekt geheel en al. Van de soorten noemen wij den gewonen egel (Erinaeeus Europaeus L.), ook wel stekelvarken genaamd en in ons Vaderland in het kreupelhout dikwijls voorkomende. Dit dier kan door de sterke ontwikkeling van zijne rugspieren zich kogelvormig oprollen, waarbij het den kop en de pooten intrekt en op een met stekels gewapenden bal gelijkt.
Het verschuilt zich bij dag en gaat des nachts op roof uit, zich voedende met insecten, eijeren, vruchten, slangen, muizen enz. Ook kan het zeer goed zwemmen. Deze soort behoort tot eene afdeeling, die nog 12 andere omvat. — Eene tweede afdeeling is dien der borstel-egels (Centetes), en hiertoe rekent men den teurek (C. ecaudatus) van Madagascar.