Eberwein (Traugott Maximilian), een uitstekend vioolspeler en componist, geboren te Weimar den 27sten October 1775, bestudeerde in 1792 te Frankfort aan de Main de theorie der muziek, oefende zich onder de leiding van Schick in het vioolspel, werd in 1797 hofmusicus te Rudolstadt, volbragt in 1803 eene kunstreis door Italië en schreef te Rome zijne eerste kwartetten. Te Napels genoot hij het onderwijs van Fenaroli. In 1804 keerde hij naar Rudolstadt terug, werd in 1810 benoemd tot kamermusicus en in 1817 tot hofkapèlmeester aldaar, deed voorts nog een togt naar Weenen en Hongarije, en overleed den 2den December 1831.
Hij heeft meer dan 100 compositiën geleverd, alle opera's en zangspelen. Van deze vonden vooral „Pietro und Elvira (1818)”, — „Claudina von Villa Bella (1815)”, — „Der Jahrmarkt zu Plaudersweilern (1818)”, — en „Das Schlachtturnier (1819)” grooten bijval. — Ook zijn jongere broeder Karl Eberwein, geboren in 1784, was een verdienstelijk vioolspeler en componist, die onderscheidene opera's enz. geleverd heeft, — onder anderen „Graf von Gleichen”, en de muziek voor „Lenore” van Bürger.