Duquesne (Abraham, marquis), een van Frankrijks grootste zeehelden in de IIde eeuw, werd geboren te Dieppe in 1610 en stevende in 1637 reeds als kapitein van een oorlogschip naar Spanje. Hij bewees in den slag bij Coruna (1639), bij Taragona (1641) en elders uitstekende diensten aan zijn vaderland, doch trad gedurende de minderjarigheid van Lodewijk XIV in Zweedsche krijgsdienst, waar hij tot vice-admiraal bevorderd werd.
Hij versloeg in 1643 de Deensche vloot bij Gothenburg en bragt aan de vereenigde Deensche en Nederlandsche vloten onderscheidene nederlagen toe, zoodat Denemarken genoodzaakt was, om den Vrede van Brömsebro (1645) te sluiten. Bij zijn terugkeer in Frankrijk (1650) vond hij de Spanjaarden gereed, om de oproerige inwoners van Bordeaux te ondersteunen. Aanstonds bragt hij uit eigene middelen een eskader bijeen, onderwierp Bordeaux, en streed in 1672 en 1673 tegen de Ruyter en Tromp in het Kanaal en in de Noordzee.
Bij den opstand van Messina tegen Spanje stevende hij naar de Middellandsche zee, om de burgers dier stad te ondersteunen. Hier streed hij met eene betrekkelijk geringe scheepsmagt tegen de vereenigde Spaansche en Nederlandsche vloten, en het gelukte hem, deze in 1676 aan de kust van Catanea eene nederlaag toe te brengen. Lodewijk XIV zag er intusschen bezwaar in, den Protestantschen vice-admiraal tot opperbevelhebber der vloot te bevorderen, zoodat hij hem beloonde met het kasteel Bouchet bij Etampes en met den titel van markies.
Bij de opheffing van het Edict van Nantes was alleen Duquesne van de algemeene verbanning der Protestanten uitgesloten. Van 1681—1683 tuchtigde hij Tripolis en Algiers, — eindelijk bragt hij ook Genua tot onderwerping, en overleed te Parijs den 2den Februarij 1688.