Dunstan (De heilige), aartsbisschop van Canterbury, werd geboren in 925. Als jongeling verkeerde hij aan het hof van koning Ethelstan, doch had wegens zijne groote gaven talrijke benijders, weshalve hij zich in de monnikspij hulde en zijne dagen doorbragt in eene uiterst bekrompene cel. Koning Edmund riep den vromen man aan zijn hof, en Dunstan verkreeg' grooten invloed in geestelijke en wereldlijke zaken. Zulks nam nog toe onder Edred, — doch Edwin verbande den gestrengen zedemeester en deed zijn klooster verwoesten.
Hij nam de vlugt naar Gent, waar hij veel opzien baarde, doch toen in 957 Edgar, ’s Konings broeder, zich van een gedeelte des lands had meester gemaakt, keerde Dunstan derwaarts terug, en werd benoemd tot bisschop van Worcester, — later tot bisschop van Londen, en vervolgens tot aartsbisschop van Canterbury. In 960 volbragt hij eene reis naar Rome, waar hij door paus Johannes XII zeer welwillend ontvangen werd. Hij stichtte in Engeland 48 kloosters, zette in 975 na den dood van Edgar de koningskroon, tegen den wil des volks, op het hoofd van den jeugdigen Eduard, en verhief ook, toen deze door zijne stiefmoeder was omgebragt, haar zoon Ethelred tot die waardigheid. Hij overleed in 988.