Douma of Douwama is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch geslacht. Het was verdeeld in 2 takken, van welke de een zich Douma tot Irnsum en Langweer, en de andere Douma van Oldeboorn noemde. Van de leden noemen wij:
Janke Douma de Oude van Langweer, een dapper voorvechter der Vetkoopers. Hij veroverde in 1451 de sterkte van Douwe Sjaerdema en Epo Aylva te Allingawier, vervulde in den Donia-oorlog (zie onder Donia) eene belangrijke rol, en overleed te Irnsum in 1476.
Jancko Douma of Douwama van Oldeboorn, een achterneef van den voorgaande. Hij werd geboren in 1482 en na den dood zijns vaders toevertrouwd aan zijne vaderlijke ooms Ulcke en Tjepke Oenema. Vermoedelijk heeft hij onderwijs ontvangen van de broeders van het Gemeene Leven, daar hij met de geestelijkheid zeer weinig was ingenomen. Toen Hendrik, de zoon van hertog Albrecht van Saksen, in 1500 door de Friezen in Franeker belegerd werd, bevond Jancko Douwama zich onder de belegeraars. Dientengevolge moest hij de vlugt nemen en keerde eerst in 1502 in Friesland terug, waar hij den Hertog huldigde. In 1506 huwde hij met Teth Luursma, op wier goederen te Feerwerd in Groningerland hij zich vestigde.
Zoolang de hertog van Saksen aan zijne verpligtingen voldeed, was Douwama een voorstander van zijn bewind, doch toen eerstgenoemde zich onwettige handelingen veroorloofde, vervoegde zich Jancko bij den hertog van Gelder en verhief de banier der vrijheid, om zijn vaderland te bevrijden van het Saksische juk. De aanhang van den vreemdeling was echter in Friesland nog te groot, om het voorgestelde doel te bereiken. Douwama gaf evenwel den moed niet verloren. Wèl moest hij in 1515 de wijk nemen, doch in 1517 bevond hij zich bij de bestorming van Dockum. Toen echter de Gelderschen meester waren van Friesland, en hertog Karel van Gelder als erfheer des lands wilde erkend worden, kwamen Douwama en 2 andere begunstigers der Geldersche partij daartegen in verzet en vielen alzoo bij den Hertog in ongenade.
Nu zocht hij hulp bij keizer Karel V, riep op diens last den 22sten Julij 1522 te Harlingen een Landdag bijeen en bragt er ’s Keizers voorstel tot verzoening ter tafel. Zijne bedoelingen werden echter miskend en leden schipbreuk op afgunst en eigenbelang. Daarna spoedde hij zich met Juw Juwsma naar het Hof te Brussel en gaf er een verslag van den staat van zaken in Friesland, maar bij de Landvoogdes vond hij weinig gehoor. Nu keerde hij naar Friesland terug, doch werd van dáár wederom naar Brussel afgevaardigd, alwaar eene overeenkomst tot stand kwam en Karel V tot erfheer en erflandvoogd van Friesland benoemd werd. Op een landdag te Leeuwarden werden voorts de gebreken van het bestaande bestuur opgesomd en vooral bezwaren ingebragt tegen dat van den stadhouder George Schenk van Toutenburg. Deze verdedigde zich te Brussel en werd vrijgesproken en in zijn gezag bevestigd, waarna Douwama, zijn aanklager, het slagtoffer werd van zijne wraakzucht. De Friesche edelman werd te Mechelen gevangen genomen en naar het kasteel te Vilvoorden gevoerd, waar hij zeven jaren later — in 1530 — overleed.
De Friesche geschiedschrijvers noemen hem een uitstekend man, die zich zoowel onderscheidde door een helder oordeel als door groote vaderlandsliefde en door onwrikbaren moed. Zijne geschriften, in den kerker opgesteld, zijn door het Friesch Genootschap in het licht gegeven: zij bevatten „Boeck der partijen”, — „Articulen van Foerantwoerding”, — „Instructie an syn wyff”, — „Tractaet fan syner Rekenscop”, — „Handel sedert 1520”, — en „In IV quartieren”.
Epo Douma of Douwama, een kleinzoon van den voorgaande en den zoon van Goffe Douwama van Oenema-stins bij Terkaple. Hij was geboren in 1542 en behoorde tot het Verbond der Edelen, zoodat hij door Alva gebannen werd. Later keerde hij in zijn Vaderland terug, ijverde voor de Unie van Utrecht, en overleed op Hottinga-state den 24sten Junij 1602. Voorts vermeldt de geschiedenis de 3 broeders Erasmus, Foppe en Idzard Douma, zoons van Jancko Douma van Langweer. De eerste was kapitein, later grietman van Doniawerstal en daarna lid van het Collégie van Gedeputeerde Staten van Friesland. Hij werd in 1580 in hechtenis genomen en overleed in 1581. Foppe overleed in 1592, en Idzard in 1577. Alle drie behoorden tot het Verbond der Edelen. — Epo Douma (♰ 1650) en zijn zoon Barthold Douma (♰ 1678) woonden op Gerbada-state te Hallum en bekleedden na elkander de betrekking van grietman van Ferwerderadeel, — en Johan Edzard Douma (♰ 1676), een broeder van den voorgaande, was grietman van Aengwirden en lid van Gedeputeerde Staten van Friesland.