Dido of Elissa, volgens de sage de stichtster van Carthago, was de dochter van een koning van Tyrus, door sommigen Agenor of Relus, door anderen Mutgo of Matgenus genaamd. Zijn opvolger Pygmalion, een broeder van Dido, vermoordde den echtgenoot zijner zuster, een priester van Héraclès (Hercules), door sommigen Acerbas, doch door Virgilius Sichaeus genaamd.
Met de schatten van haren gemaal en met een aantal Tyriërs scheepte Dido zich in, om eene nieuwe woonstede te zoeken. Zij stapte in Afrika aan land, niet ver van Utica, en stichtte op den grond, dien zij van den Numidischen koning Hiarbas gekocht had, een burgt, Byrsa (Vel of Huid) genaamd. Dit gaf aanleiding tot de sage, die men ook in het Noorden aantreft, dat zij zooveel grond gekocht had, als zij met een koehuid bespannen kon, en dat zij toen die huid in dunne reepen had doen snijden, om daarmede eene groote uitgestrektheid te omringen.
Zie voorts onder Carthago, waar zij zich op een brandstapel vrijwillig om het leven bragt, hetzij om de aanzoeken van Hiarbas te ontgaan, hetzij — zooals Virgilius in de „Aenéas” voorstelt — uit verdriet over de trouweloosheid van Aenéas. Na haren dood werd haar door de inwoners van Carthago goddelijke hulde bewezen.