Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dictator

betekenis & definitie

Dictator was in ouden tijd de titel van den hoogsten waardigheidsbekleeder in den Latijnschen Bondstaat, en later in de Romeinsche republiek die van een oppersten gezagvoerder, die niet jaarlijks, maar alleen bij buitengewone omstandigheden gekozen werd, bijvoorbeeld als krijgsgevaar den Staat bedreigde. Alsdan werd hij boven alle andere overheden gesteld en met eene onbeperkte uitvoerende magt bekleed.

De bepaling, dat de benoeming van een dictator noodig was, geschiedde door den Senaat, en de benoeming zelve gewoonlijk door de Consuls, veelal op aanwijzing van den Senaat. Hierdoor hielden de Patriciërs, na de opkomst der Plebéjers, althans in onrustige tijden het opperbestuur in handen, zooals bleek bij de benoeming van den eersten dictator Titus Lartius (501 vóór Chr.). Als oppermagtige was de dictator omringd door 24 lictoren (bundelbijldragers). en van hunne bevelen bestond aanvankelijk zelfs geen beroep op het volk. Zijn helper en plaatsvervanger was de bevelhebber der ruiterij (magister equitum), die door hemzelven gekozen werd.

Met betrekking tot beschikkingen over de schatkist was hij afhankelijk van den Senaat, — voorts mogt hij Italië niet verlaten en zonder vergunning geen paard bestijgen, omdat zoo iets aan de dwingelandij der voormalige koningen deed denken. Eerst na het nederleggen van zijn ambt kon hij ter verantwoording geroepen worden. Hij werd benoemd voor den tijd van 6 maanden, maar hij deed afstand van zijne waardigheid zoodra hij zijne taak volbragt had. Somtijds werd ook wel ter bevordering van binnenlandsche aangelegenheden of tot het volbrengen eener plegtige handeling een dictator gekozen.

In lateren tijd waren ook Plebéjers benoembaar tot die betrekking, en de eerste uit dezen stand was Cajus Marcius Rutilus. De laatste dictator voor het opperbestuur van den geheelen Staat was Marcus Junius Pera, die in 216 vóór Chr. na den slag bij Cannae aan het bewind kwam. Intusschen werd nog in 82 vóór Chr. het dictatorsambt opgedragen aan Cornelius Sulla tot regeling van het staatsbestuur (reipublicae constituendae causa). Doch deze dictatuur, even als later die van Caesar, verschilde aanmerkelijk van de vroegere. De dictatuur was voor hen enkel een titel voor het schier onbeperkte gezag, waarmede zij zich bekleed zagen.

Daarna is het dictatorschap door Antonius voor altijd afgeschaft, en ook Octavianus weigerde het te aanvaarden. — Thans geeft men den naam van dictatuur aan een boven-staatsregteiijk gezag, dat zich hooger stelt dan de wettig benoemde overheden.

< >