Deurhoff (Willem), een Nederlandsch wijsgeer, geboren te Amsterdam in Maart 1650, was de kleinzoon van Arnoldus Senguerd, hoogleeraar in de wijsbegeerte te Utrecht, en de zusterszoon van Wolpherdas Senguerd, hoogleeraar in de wijsbegeerte te Leiden. Door den omgang met deze mannen kreeg hij reeds vroeg smaak in de wijsbegeerte. Hoewel hij het bedrijf van mandenmaker uitoefende, las hij de werken van Descartes en Spinoza en hield avondvoorlezingen over wijsgeerige onderwerpen.
Zijne denkbeelden werden door velen aangenomen, die zich tot eene naar hem genoemde secte vereenigden, terwijl anderen die afkeurden en verwierpen, weshalve Deurhof in 1694 ongenoegen kreeg met den Amsterdamschen kerkeraad en voor een pantheïst werd uitgekreten. Hij overleed den 10den October 1717, en tot zijne geschriften behoren: „Beginselen van waarheid en deugd (1684)", — „Voorlezingen der H. Godgeleerdheid (1687)”, — „Grondvesten van den Christelijken godsdienst (1690)”, — „Stichtelijke gezangen (1722)” enz.