Dertigjarige oorlog (De). Zóó noemt men een strijd, die van 1618 tot 1648 in Duitschland woedde. Hij ontstond aanvankelijk door den onderlingen haat der verschillende godsdienstige secten en bleef aanhouden wegens de herhaalde afwisseling der oorlogvoerende partijen, alsmede wegens de tusschenkomst van vreemde mogendheden. Men kan dien oorlog gevoegelijk in 5 tijdperken verdeelen, namelijk:
Dat van den Boheemschen oorlog (1618—1620). Keizer Matthias schond den door Rudolf II aan Bohemen verleenden majesteitsbrief, en veroorzaakte daardoor een opstand te Praag (23 Mei 1618) en de verheffing van Frederik van de Pfalz op den Boheemschen troon. De overwinning van keizer Ferdinand II, in verbond met Maximiliaan van Beijeren en de R. Katholieke ligue, op den Witten Berg bij Praag (8 November 1620) gaf echter aanleiding tot den val van Frederik V en tot eene geweldige R. Katholieke reactie in Bohemen.
Dat van den oorlog in de Pfalz (1621—1624). Ernst van Mansveld zegepraalde als verdediger van de Pfalz en Bohemen op Tilly bij Wiesbach (27 April 1622) en brandschatte de R. Katholieke stichtingen in den Elzas en aan de Rijn. Met hem vereenigde zich Frederik, markgraaf van Baden, doch deze werd bij Wimpfen door Tilly geslagen (6 Mei 1622). Zijne plaats werd ingenomen door Christiaan van Brunswijk, die tegenover Tilly bij Höchst en later bij Stadt-Loo het onderspit dolf.
Dat van den Deensch-Nedersaksischen oorlog (1624—1630). Toen Tilly het noordelijk gedeelte van Duitschland bedreigde, wapende zich Christman IV van Denemarken tegen den Keizer, doch werd door eerstgenoemde bij Lutter geslagen. Wallenstein, die inmiddels als Keizerlijk veldheer Mansfeld bij Dessau eene nederlaag toegebragt had (25 Augustus 1626), veroverde Mecklenburg, drong in Jutland door, belegerde vruchteloos Straalsond, en sloot den 22sten Mei 1629 vrede met Christiaan IV.
De Keizer, die door de overwinningen van Wallenstein een onbeperkt gezag in Duitschland verworven had, deed nu het Restitutie-edict afkondigen, waarbij alle kerkelijke goederen, bij de Protestanten in gebruik, aan de R. Katholieken teruggegeven werden, terwijl eerstgenoemden bleven uitgesloten van den Religie-vrede. Intusschen bewerkten de bondgenooten des Keizers, bevreesd voor het overwigt van dezen, op de Keurvorstenvergadering te Regensburg (Junij 1630) het ontslag van Wallenstein en eene vermindering van het Keizerlijk leger.
Dat van den Zweedschen oorlog (1630—1632). Gustaaf Adolf, koning van Zweden, landde den 4den Julij 1630 met 15000 man op het eiland Usedom, bezette Pommeren, en verbond zich met Hessen-Cassel, Saksen-Weimar en Frankrijk. Toch kon hij Magdeburg niet redden, dat door Tilly stormenderhand werd ingenomen. Met Saksen en Brandenburg verbonden , behaalde hij bij Breitenfeld (17 September 1631) eene glansrijke overwinning op Tilly, en trok door Thüringen en Franken naar Zuid-Duitschland, terwijl de Saksen in Bohemen doordrongen, waarna hij de Lech gewapenderhand overschreed en zijn intogt deed te München.
Wallenstein, door den Keizer weder met onbeperkt gezag aan het hoofd der troepen geplaatst, verjoeg de Saksen uit Bohemen, trok vervolgens naar Nürnberg, waar hij 3 maanden in eene verschanste legerplaats Gustaaf Adolf bedreigde, en begaf zich toen naar Saksen, werwaarts de Koning van Zweden hem volgde, doch deze sneuvelde bij Lützen (26 November 1632), waarna de Zweden onder aanvoering van Bernard van Weimar meester bleven van 't slagveld.
Dat van den Zweedsch-Franschen oorlog (1632—1648). De Zweedsche rijkskanselier Axel Oxenstierna, door den Zweedschen Rijksdag tot gezant naar Duitschland benoemd, sloot er het verbond van Heilbron, en de Fransche zwendelarijen namen een aanvang. De hertogen Bernhard van Weimar en Georg van Brunswijk-Lüneburg stonden aan het hoofd der troepen. Wallenstein knoopte echter met Saksen en Frankrijk onderhandelingen aan, om het tot afvalligheid van Zweden te bewegen, doch werd den 25sten Februarij 1634 te Eger vermoord. Bernhard van Weimar werd bij Nordlingen (6 September 1634) door de Keizerlijke troepen onder Gallas geslagen, waarna de Keurvorst van Saksen te Praag (10 Mei 1635) een afzonderlijken vrede sloot, hierin gevolgd door Brandenburg en de meeste andere Protestantsche vorsten.
Intusschen versloeg Banér de vereenigde Keizerlijke en Saksische troepen bij Wittstock (4 October 1636), waarna Bernhard van Weimar, door het verdrag van St. Germain-en-Laye aan het hoofd gesteld der Fransche armée, aan de Keizerlijke troepen eene nederlaag toebragt bjj Rheinfelden (3 Maart 1638), en Breisach veroverde, dat echter na zijn onverwachten dood (18 Julij 1639) met zijn leger in handen viel van Frankrijk. Banér’s opvolger Torstenson versloeg de Keizerlijken bij Breitenfeld (2 November 1642), trok daarna op tegen Christiaan IV van Denemarken, die zich met den Keizer verbonden had, noodzaakte hem, de vlugt te nemen naar de eilanden, versloeg bij Jankow (6 Maart 1645) de Keizerlijke troepen onder Batzfeld en Götz, bedreigde Weenen, en dwong den Keurvorst van Saksen (September 1645), om den Vrede van Praag te laten varen.
Na de overwinning op de Keizerlijken onder Mercy bij Allersheim (5 Augustus 1645), drong het Zweedsch-Fransche leger in den nazomer van 1646 door Zwaben in Beijeren, en noodzaakte den Keurvorst van Beijeren tot den wapenstilstand van Ulm (14 Maart 1647). De Keizerlijken onder Melander werden door Turenne en Wrangel bij Zumarshausen niet ver van Augsburg (17 Mei 1648) geslagen, en de Zweedsche generaal Königsmark veroverde bij verrassing een gedeelte van Praag, terwijl onmiddellijk daarna de Munstersche Vrede aan de langdurige vijandelijkheden een einde maakte.
De geschiedenis van den Dertigjarigen oorlog is door den grooten Schiller op eene boeijende wijze behandeld, hoewel zijn werk uit het oogpunt der historische critiek veel te wenschen overlaat.