Demerary is de middelste der 3 koloniën van Britsch Guiana (Zuid-Amerika) en ligt tusschen Essequebo en Berbice. Het ontgonnen land strekt er zich uit langs de beide oevers der evenzoo genoemde rivier, welke met watervallen en stroomversnellingen uit het bergachtige en boschrijke binnenland, hetwelk slechts aan de Indianen bekend is, zich voortspoedt naar den Atlantischen Oceaan.
De bodem draagt er een hoogst weelderigen plantengroei, en men schatte in 1865 de bevolking op 85000 zielen, waaronder zich omstreeks 10000 Blanken bevinden. Hare hoofdstad — tevens die van geheel Guiana — is Georgetown, ten tijde van de heerschappij der Nederlanders ook Stabroek genoemd. Zij ligt ten oosten van den mond der rivier en telt omstreeks 30000 inwoners. De huizen zijn er meest alle van hout en verheffen zich op palen boven den slibgrond. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er het nieuwe regéringsgebouw, de Anglicaansche kerk, het hospitaal en de vleeschhal.
Men heeft er eene zeer goede hooge school, Queens-Collége genaamd. Aan den mond der rivier ligt het fort Frederik Willem, en niet ver van daar verrijst een hooge vuurtoren. De handel en de landbouw zijn er na de overigens zoo zegenrjjke slaven-emancipatie niet meer van zoo groot belang als weleer. De stad is echter door eene geregelde stoombootvaart en door een spoorweg met Berbice verbonden. Tot de artikelen van uitvoer behooren er suiker, koffij, rum, cacao enz.
