Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dembinski

betekenis & definitie

Dembinski (Hendrik), een Poolsch generaal, die ook gedurende den omwentelingsoorlog in 1848 en 1849 in Hongarije eene belangrijke rol vervulde, werd geboren in 1791 en ontving eene zorgvuldige opvoeding.

In 1807 bezocht hij met 2 broeders de genie-school te Weenen, doch keerde naar Warschau terug, om aldaar in dienst te treden. Als gemeen soldaat liet hij zich inlijven in het 5de regiment rijdende jagers, doch gedurende den veldtogt naar Rusland onderscheidde hij zich bij Smolensk op zulk eene schitterende wijze, dat Napoleon hem op het slagveld tot kapitein bevorderde. Hij streed voorts bij Leipzig, keerde in 1815 naar Polen terug, en bleef hier buiten betrekking. Bij het uitbarsten der revolutie van 1830 werd hij majoor, en hij zag zich eerst belast met het commando over de nationale garde te Krakau en later met dat over eene brigade cavalerie.

Bij Dembe-Wielke hield hij aan het hoofd van 4000 man een veel sterkeren vijand geruimen tijd in bedwang, en werd daarna bevorderd tot brigade-generaal. Na een strijd van 14 uur verjoeg hij de Russen van de brug bij Ostrolenka, en werd vervolgens geplaatst bij het corps van Gielgud. Toen deze zich na den ongelukkigen slag bij Ostrolenka op Pruissisch grondgebied wilde begeven, nam Dembinski het vermetel besluit, om dwars door de vijanden heen zich een weg te banen naar Warschau. Hij volvoerde het door een langen omweg te maken en verscheen in het begin van Augustus 1831 met zijne kleine schaar te Warschau, alwaar hij met gejuich ontvangen werd.

Men benoemde hem tot gouverneur der stad en tot opperbevelhebber van het leger. Zijn plan, om tot redding van zijn vaderland als dictator op te treden, viel in duigen, en de hartstogtelijkheid van zijn karakter bezorgde hem vele vijanden. Na den val van Warschau bereikte hij met Rybinski's corps het grondgebied van Pruissen en begaf zich vervolgens naar Frankrijk, alwaar hij — met uitzondering van een korten diensttijd bij den Pasja van Egypte — een rustig leven leidde.

Na de Februarij-revolutie van 1848 spoedde hij zich naar Hongarije, zocht er de Slawen en Magyaren te verzoenen, en nam er een commando op zich. Tegen het einde van 1849 ging hij naar Debreczin, den toenmaiigen zetel van het Hongaarsch Bewind, en werd er op eervolle wijze tot opperbevelhebber der revolutionaire krijgsmagt benoemd. Toch beantwoordde hij, vooral wegens zijne gejaagdheid en geringe bezadigdheid, niet aan de hooggespannen verwachtingen, terwijl zijne vrienden beweren, dat de naijver van Görgei en de afkeerigheid der troepen, om aan den fieren vreemdeling te gehoorzamen, hem vele moeijelijkheden bereidden.

Na de nederlaag bij Kapolna (16—28 Februarij 1849) en den verkeerd bestuurden terugtogt achter de Theisz zag hij zich genoodzaakt, den bevelhebbersstaf neder te leggen. Niettemin werden des voorjaars de krijgsverrigtingen grootendeels naar zijne plannen geopend. Gedurende eenige maanden was hij werkzaam aan de operatie-kanselarij te Debreczin, en bij de nadering van het Russische leger (Junij 1849 werd hem het commando toevertrouwd over het Hongaarsche noorderleger. Daarvan echter deed hij afstand, omdat de Hongaarsche regéring zijn plan, om een inval in Galicië te doen, niet goedkeurde, — waarna hij als kwartiermeester-generaal aan Messáros, den nieuwen bevelhebber, werd toegevoegd.

In die betrekking regelde hij den aftogt van het Theiszleger tot aan Szegedin en den slag bij Szöreg (5 Augustus). Voor Temesvar bragt het Oostenrjjksch-Russische leger hem eene volkomene nederlaag toe. Met Kossuth en andere aanvoerders der revolutie redde hij zich op Turksch grondgebied, ging eerst naar Widdin, toen naar Sjoemla, en deed zich als Fransch burger door de Fransche ambassade opeischen. In Julij 1850 begaf hij zich naar Parijs, waar hij zich met het schrijven van „Mémoires” over den Hongaarschen oorlog bezig hield en den 13den Junjj 1864 overleed. Over de Poolsche omwenteling heeft hij in 1833 „Mémoires” in het licht gegeven.

< >