Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dampkring

betekenis & definitie

Dezen naam geeft men aan het luchtomkleedsel met de daarin aanwezige gassen en andere zelfstandigheden, hetwelk onzen aardbol bij zijne wentelende en voortschrijdende beweging gestadig omgeeft. Men heeft grond voor het vermoeden, dat ook andere planeten, zooals Venus, Mars en Jupiter, van een dergelijk hulsel voorzien zijn, doch bij de maan heeft men tot nu toe geen zweem van een dampkring kunnen ontdekken. De dampkring onzer aarde is doorschijnend en bezit eene digtheid, die gemiddeld 800-maal geringer is dan die van water. Eene luchtkolom, die zich van de oppervlakte der aarde tot aan de bovenste dampkringsgrens uitstrekt, houdt eene kwikkolom van denzelfden omvang en ter hoogte van 76 Ned. duim in evenwigt.

De geheele dampkring drukt derhalve op de oppervlakte der aarde met hetzelfde gewigt als eene kwiklaag van 76 Ned. duim of als eene waterlaag ter hoogte van ruim 10 Ned. el. Die drukking bedraagt alzoo ruim 1 Ned. pond op den □ Ned. duim, zoodat op de oppervlakte van ’smenschen ligchaam een dampkringsgewigt drukt van 34.000 Ned. pond; ’t geen echter geenerlei bezwaar oplevert, daar eene dergelijke tegendrukking van de binnenzijde des ligchaams dien last opheft. Die drukking der lucht kan het gemakkelijkst door middel van de luchtpomp (zie onder dit woord) worden aangewezen. — De lucht bestaat uit lagen; daarom neemt de drukking des dampkrings af naarmate wij ons hooger boven de oppervlakte der aarde verheffen, zoodat men ook omgekeerd door het waarnemen der verminderde drukking de hoogte kan bepalen, waarop men zich bevindt. Boyle heeft bevonden, dat de drukking des dampkrings afneemt in dezelfde geometrische reeks, waarin zijne hoogte arithmetisch toeneemt. Men kan niet met juistheid bepalen, waar de dampkring een einde neemt, doch het is duidelijk, dat men dáár geene dampkringsdeeltjes meer vinden zal, waar de middelpuntvliedende kracht der aarde gelijk is aan hare aantrekkingskracht.

Men schat zijne hoogte op ongeveer 10 geogr. mijl. De drukking des dampkrings is niet altijd en overal even groot, zooals uit eene naauwkeurige en vergelijkende waarneming van den barometer blijkt. De afwisselingen zijn toevallige en regelmatige; de eerste ontstaan vooral door verandering van den warmtegraad, van de windrigting en van de hoeveelheid waterdamp, — en de laatste komen terug op gezette tijden van het jaar of van den dag. Op het noordelijk halfrond heeft men elken dag 2 tijdperken, waarop de barometerstand het hoogst, en 2 andere, waarop hij het laagst is. Van de jaarlijksche afwisselingen is nog weinig bepaald, doch men weet, dat aldaar in de maand Januarij de dampkringdrukking het grootst is.

De dampkring bestaat in een zuiveren toestand uit eene gasvormige vloeistof, die wij lucht noemen; doorgaans echter is de lucht bezwangerd met waterdamp, met velerlei uitwasemingen, en met talrijke organische en anorganische zelfstandigheden, zoodat wij den dampkring als eene groote scheikundige werkplaats mogen beschouwen. Vandaar dat zijn toestand een aanmerkelijken invloed heeft op ’s menschen gezondheid.

De kennis van den dampkring, van zijne bestanddeelen en verschijnselen heeft eene nieuwe wetenschap doen ontstaan, die den naam draagt van dampkringskunde of meteorologie. Eene behandeling van de verschillende deelen dier wetenschap zal men aantreffen in de artikels Barometer, Damp, Dauw, Electriciteit, Hagel, Lucht, Magnetismus, Noorderlicht, Onweder, Megen, Sneeuw, Straalbreking, Wind enz.