Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Cyprianus

betekenis & definitie

Cyprianus (Thascius Caecilius), de Heilige, een der meest-beroemde kerkvaders, die grooten invloed heeft gehad op de Latijnsche Kerk. werd in het begin der 3de eeuw waarschijnlijk te Carthago in Afrika uit eene aanzienlijke Heidensche familie geboren. Hij genoot eene zorgvuldige opvoeding en bekleedde vervolgens op eene loffelijke wijze de betrekking van leeraar in de welsprekendheid te Carthago. Nadat hij in 246 gedoopt was, verwierf hij door zijne geschriften „De gratia Dei” en „De idolorum vanitate” zoozeer de algemeene achting, dat hij kort daarna zijne wijding als priester ontving. Zijne talenten, zijne godsdienstige naauwgezetheid en zijn ijver verhieven hem reeds gedurende zijn leven in de oogen des volks tot een heilige.

In 248 zag hij zich gekozen tot bisschop van Carthago. Wèl moest hij de wijk nemen naar de woestijn, om aan de vervolgingen onder keizer Decius te ontkomen, doch ook van dáár zond hij brieven naar zijne gemeente, om er de orde en de eendragt te handhaven. Gedurende de Novatiaansche verdeeldheden schaarde hij zich aan de zijde der gematigden. Daar hij de geldigheid van den doop der ketters bestreed, werd hij door Stéphanus, bisschop van Rome, in den ban gedaan, doch op eene synode, in 256 te Carthago gehouden, stelde hij het beginsel op den voorgrond, dat de Paus wel opvolger was van Petrus op den bisschopszetel te Rome, doch dat hem deswege geen regterlijk gezag over andere bisschoppen kon worden toegekend. Ten tijde van keizer Valerianus werd hij naar Curuba, 12 uren gaans van Carthago verbannen; daar hij echter naar zijne gemeente terugkeerde om er te prediken, werd hij er in hechtenis genomen en op den 14den September 258 onthoofd. Zoowel zijn marteldood, als zijne ongemeene geschiktheid om de Kerk te besturen, en de vroomheid, die ons uit zijn 83 brieven en zijne overige geschriften tegemoet ademt, hebben hem met roem gekroond. Die brieven zijn onder den titel „Opus epistolarum” in 1471 te Rome en te Venetië in het licht verschenen, en uitgaven zijner gezamenlijke werken werden bezorgd door Erasmus (1520), Graevius (1544), enz. De „Epistolae” zijn eene hoofdbron voor de kerkgeschiedenis van dien tijd.

< >