Cutch of Koetsj. Onder dezen naam kennen wij:
Een Staat in het westelijk gedeelte van Voor-Indië en geplaatst onder de hoede der Britsche kroon. Hij ligt aan de evenzoo genoemde Golf en aan de Arabische zee, ten oosten van Sindh, en telt op 317 geogr. mijlen ruim ½ millioen inwoners. Het land, van heuvelreeksen doorsneden, schoon niet van besproeijing ontbloot, is er over het geheel zandig on onvruchtbaar. Aardbevingen zijn er niet ongewoon en men ontdekt er sporen van vulkanische werkzaamheid. Het delfstoffelijk rijk levert er steenkolen, ijzer en aluin; de landbouw bepaalt er zich vooral tot katoen, en men heeft er buffels, koeijen, kameelen paarden enz. Het land is verdeeld in 200 leengoederen, en deze zijn onderworpen aan het oppergezag van een vorst, die in de hoofdstad Bhooi zijn verblijf houdt. Het volk is er ruw en onwetend en bestaat uit herders, krijgslieden en moordzuchtige roovers.
Cutch Bihar, een aan Groot-Brittanje schatpligtigen Staat in Hindostan, ten noorden van Bengalen gelegen en aan Bhotan grenzend, met eene oppervlakte van 64 geogr. mijlen en omstreeks 140000 inwoners. Het land is in het zuiden hoog en vruchtbaar, doch in het noorden laag en moerassig, terwijl de bevolking uit een mengelmoes van Assamézen, Bengalézen en Nepalézen bestaat.
Cutch Gundawa of Katsja Gandawa, een landschap in het noorden van Beloedsjistan, door den Bolanpas met Sindh verbonden en op 500 geogr. mijlen omstreeks 100000 inwoners tellend. Het behoort tot de vruchtbaarste en meest-bevolkte gewesten van Hindostan, doch rijst wil er in den kleigrond niet groeijen. De belangrijkste plaatsen zijn er Gundawa ten oosten van Kelat, waar de opper-khan des winters zijn verblijf houdt, en Dadar aan den ingang van den Bolan-pas.