Corsini

betekenis & definitie

Corsini is de naam van een rijk en aanzienlijk Florentijnsch geslacht, dat reeds in de 13de eeuw vermeld wordt. Tot de merkwaardigste leden behoorden: Andrea Corsini, bisschop van Fiésole, geboren in 1302, overleden in 1373 en wegens zijne groote deugden door Urbanus heilig verklaard, — Piétro Corsini, bisschop van Florence en cardinaal, overleden te Avignon in 1405, — Amerigo Corsini, de eerste aartsbisschop van Florence (1420), — en Lorenzo Corsini, die in 1730 onder den naam van Clemens XII den pauselijken zetel beklom en in 1740 overleed. Een van zijne neven, Bartolommeo Corsini, prins van Sismano, werd onderkoning van Sicilië en onder Karel III president van den raad te Napels, waar hij in 1752 overleed, — en een ander, Neri Corsini, overleden in 1770, gezant bij Cosmo dei Medici III en minister te Rome. — Tot lateren tijd behoorden don Tommaso, prins Corsini, geboren in 1767 en overleden in 1856, die senator was te Rome, — zijn broeder Neri Corsini, geboren in 1771, overleden in 1845, Toscaansch gezant te Parijs en bij het Congrès te Weenen, eerst onder-staatssecretaris ten tijde van Ferdinand III en Leopold II, en later minister, — de oudste zoon van Tommaso, don Andrea, prins Corsini, geboren in 1804, overleden in 1868, minister van Buitenlandsche Zaken en daarna kamerheer in Toscane, — en diens broeder don Neri, markies van Lajatico, geboren in 1805 en overleden in 1859, eerst gouverneur van Livorno, toen minister van Buitenlandsche Zaken, en eindelijk afgezant van het voorloopig bewind van Florence te Londen. Het geslacht Corsini bezit fraaije paleizen te Rome en te Florence met schilderijenverzamelingen, eene merkwaardige boekerij, en prachtige kapéllen in sommige kerken.