Comoren (De) of llhas de Comoro, eene groep van 4 groote en onderscheidene kleine eilanden in den noordelijken ingang der Straat van Mozambique, werden in 1598 door Houtman ontdekt. Zij zijn hoog, bergachtig, gedeeltelijk vulkanisch en bezitten een aangenaam klimaat en een vruchtbaren bodem. Een tropische plantengroei levert er kokos- en arecapalmen, uitmuntend scheepstimmerhout, oranjes en ananassen, katoen en suikerriet, rijst en maïs, yams en bananen. Men vindt er voorts de caret-schildpad en vele runderen en schapen.
De inwoners vormen een gemengd ras van Negers, Arabieren en Maleijers; zij belijden de Mohammedaansche godsdienst en zijn vreedzaam en gastvrij, zich hoofdzakelijk met den landbouw, maar ook met onderscheidene andere takken van nijverheid bezig houdende. Voorheen dreven zij een aanzienlijken handel op Indië, waaraan later de zeeroof groote afbreuk gedaan heeft. Kokos-olie en caret-schildpad zijn er ook thans nog artikelen van uitvoer. Drie dier eilanden hebben ieder een Arabischen sultan tot gebieder, en het 4de, Mayotte genaamd, is in 1843 aan Frankrijk afgestaan. Gemelde 3 zijn Ndjoeana (Johanna) met schilderachtige landschappen en goede havens, — Mohéli, het kleinste der 4 en door gevaarlijke klippen omgeven, — en Groot-Comoro (Ngaziga), dat op 24 geogr. mijlen 25000 inwoners telt.