Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Coéllo

betekenis & definitie

Coéllo. Onder dezen naam vermelden wij:

Alonzo Sanchez Coéllo, een verdienstelijk Spaansch portret- en historie-schilder. Hij werd geboren te Benisayro bij Valencia in den aanvang der 16de eeuw, genoot te Rome het onderwijs van Rafaël, werd hofschilder van Philippus II, koning van Spanje en overleed te Madrid in 1590. Men vindt in Spanje nog onderscheidene meesterstukken van zijne hand, — onder anderen de portretten van don Carlos en van Isabella in het koninklijk muséum te Madrid, het huwelijk der heilige Catharina in het Escuriaal enz.

Claudio Coéllo, een Spaansch historie-schilder en een leerling van Ricci. Hij verwierf grooten roem, maar deze werd verduisterd door dien van Giordano, en hij gevoelde hierover zooveel hartzeer, dat zijn dood in 1693 daarvan het gevolg was. Men vindt van hem te Madrid en in het Escuriaal voortreffelijke stukken .

Coen Coen (Jan Pieterszoon), gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië en stichter van de stad Batavia, werd geboren te Hoorn den 8sten Januarij 1587, was in zijne jeugd onderscheidene jaren werkzaam op een handelskantoor te Rome, deed, van daar teruggekeerd, van 1607 tot 1611 als onderkoopman met het schip „Nieuw Hoorn” en in 1613 als opperkoopman en commandeur met de schepen „De Provinciën” en „De hoop” eene reis naar Indië, alwaar hij in dat jaar tot raad, daarna tot directeur-generaal van den handel en vervolgens tot president van Bantam werd aangesteld. Hij bragt de generale boeken zóó uitstekend in orde en bekleedde die ambten op zóó loffelijke wijze, dat de Kamer van Zeventienen op verzoek van Laurens Reaal er in toestemde, om hem in diens plaats aan te stellen tot gouverneur-generaal, zooals geschiedde bij acte van 31 October 1617, die door de Staten-Generaal en prins Maurits bekrachtigd werd.

De Oost-Indische Maatschappij verlangde reeds geruimen tijd, een vast punt op Java te bezitten, en na het doorworstelen van vele moeijelijkheden, waarin hij zoowel door de Engelschen als door den Koning van Jacatra gewikkeld werd, verscheen hij met eene vloot van 17 schepen voor de hoofdstad Jacatra, veroverde en slechtte haar en deed hierop Batavia verrijzen. Na die roemrijke stichting vroeg hij in 1621 zijn ontslag, droeg zijn bewind over aan Pieter Carpentier en kwam den 19den September 1623 met het schip „Dordrecht” en nog 5 andere rijkgeladen schepen in Zeeland binnen. Alleen de peper, die hij medebragt, werd voor 4½ millioen gulden verkocht. De wakkere gouverneur-generaal werd dan ook door de Oost-Indische Maatschappij niet alleen met eene groote som gelds, maar ook met eene zware gouden keten en een prachtigen staatsiedegen beloond.

Kort daarna werd hij aangezocht, om het neêrgelegde bewind op nieuw op zich te nemen, en wel onder zóó gunstige voorwaarden, dat hij daaraan gehoor gaf en in Maart 1627 aan boord van de „Galjas van Hoorn” naar Indië vertrok. Het verhaal luidt, dat hij, vreezende voor de aanvallen der Engelschen, aanvankelijk in de vermomming van een konstabelsmaat aan boord is gegaan, en den schipper, die hem ruw bejegende, niet weinig schrik op het lijf joeg, toen hij zich in den op zijn verzoek belegden scheepsraad in de kleedij zijner hooge betrekking vertoonde. Na zijne komst te Batavia werden er aanslagen gesmeed tegen zijn leven en tot overweldiging van Batavia, doch hij wist door zijn beleid aan alle gevaren te ontkomen en den vijand in toom te houden, doch overleed aldaar den 20STEN September 1629. — Coen was een ijverig en getrouw dienaar van zijn Vaderland en van de Oost-Indische Maatschappij en genoot tevens om zijne regtvaardigheid, ingetogenheid en dapperheid de algemeene achting. Teregt heeft men alzoo onlangs tot zijner eer te Batavia zijn standbeeld doen verrijzen.

< >