Cochlaeus (Johann), eigenlijk Dobeneck, een Duitsch geleerde en een hevige tegenstander van Lüther, werd geboren te Wendelstein bij Neurenberg in 1479. Hij was eerst rector aan de St. Laurens-school in zijne geboorteplaats, bekleedde vervolgens kerkelijke betrekkingen te Frankfort aan de Main, te Mainz en te Meiszen, waar hij domheer werd, vervolgens die van secretaris van hertog Albrecht van Saksen te Dresden, en overleed den 10den Januarij 1552 als kanunnik van den dom te Breslau.
Als tegenstander der Hervorming behoorde hij tot de opstellers van het strijdschrift tegen de Augsburgsche Confessie, was werkzaam bij de zamenspraak te Regensburg en gaf onderscheidene satyrieke stukken tegen Luther in het licht, zooals: „Lutherus septiceps ubique sibi contrarius (1529 en bij herhaling)”— „Bockspiel Martini Luthers (1531)” enz. Van zijne overige talrijke geschriften noemen wjj: „Vita Theodorici regis Ostrogothorum (1544)”, — en „Historiae Hussitarum libri XII (1549)”.