Cnijff(Johan) of Knijf, bisschop van Groningen, werd geboren te Utrecht in het begin der 16 de eeuw, studeerde te Leuven in de godgeleerdheid en legde zich met goed gevolg toe op de welsprekendheid. Door Christoffel van Brunswijk, aartsbisschop van Bremen, en andere Duitsche vorsten werd hij afgevaardigd naar Rome, en paus Julius III schonk hem den titel van prediker-generaal. Nadat hij eerst de betrekking van vicaris van Frederik Schenk, aartsbisschop van Utrecht, had waargenomen, benoemde Filips II hem tot bisschop van Groningen.
In 1566 nam hij plegtig in de Martini-kerk den bisschoppelijken zetel in bezit, zocht deugd en goede zeden te bevorderen, was menschlievend en afkeerig van vervolgingen, wist het klooster Wittewierum met zijne schatten aan het bisdom toe te voegen, maakte met dat van Adnard eene overeenkomst, waarbij jaarlijks 4000 daalders aan den bisschop zouden worden uitgekeerd, en overleed op den 6den October 1576, algemeen betreurd door zijne stadgenooten.