Cleome L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Capparideën; het onderscheidt zich door een 4-bladigen kelk 4 nagenoeg regtstandige bloembladen, een groot aantal om het vruchtbeginsel geplaatste, eenigzins ongelijke meeldraden, en een gesteelde of ongesteelde haauw. Het omvat éénjarige gewassen en heesters, die in de warme landen groepen en door Decandolle in eenige groepen verdeeld zijn. C.pentaphylla L. (Gynandropsis pentaphylla Dec.) wast in OostIndië en Midden-Afrika; dit onaangenaam riekende kruid veroorzaakt ontsteking en blaren op de huid en werd door de geneesheeren voorgeschreven. Het verliest echter die eigenschap , als het gekookt wordt en verschaft dan eene uitmuntende groente.
Het zaad bevat, even als het mosterdzaad, veel vette olie en eene scherpe stof. — C. triphylla L. (G. triphylla Dec.) groeit in Guinéa en Senegambië en heeft dergelijke eigenschappen als de voorgaande soort, — C. heptaphylla L., eene West-Indische en Zuid-Amerikaansche plant, wordt bij maagziekte en tot heeling van wonden gebruikt. — C.frutescens Aubl. in Guyana dient als blaartrekkend middel. Van C. monophylla L. in OostIndië en van C. ornithopodioïdes L. in KleinAzië wordt het zaad op de wijze van mosterdzaad gebruikt. Tot de fraaije sierplanten behooren C. pungens Willd. met licht-rozenroode bloemen. — C. rosea Vahl met rozenroode bloemen, — en C. spinosa L. met lange witte, in trossen geplaatste bloemen met purperroode meeldraden.