Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Clemens

betekenis & definitie

Clemens. onder dezen naam vermelden wij :

Een Christelijk wijsgeer uit de Grieksche Heidenen, namelijk:

Titus Flavius Clemens, geboren te Athene, maar wegens zijn veelvuldig verblijf te Alexandria doorgaans Clemens Alexandrínus genaamd. Hij is een van de meestberoemde kerkleeraars uit het laatst der 2de of het begin der 3de eeuw, omhelsde als Heidensch wijsgeer het Christendom en deed vervolgens belangrijke reizen door Italië, Griekenland en het Oosten. Omstreeks het jaar 190 werd hij presbyter der kerk te Alexandria en als leeraar aan de school daar ter plaatse de opvolger van zijn leermeester Pantaenus. Hij overleed ongeveer in 220 en werd vervangen door Origenes. Clemens heeft veel geschreven, en de belangrijkste van de bewaard gebleven werken zijn de zamenhangende boeken „Protrepticus”, „Paedagogus”, en „Stromata”. Het eerste is eene vermaning, tot de Heidenen gerigt, om Christenen te worden, het tweede eene schets der Christelijke zedeleer, en het derde eene verzameling van korte en belangrijke stukken uit de Grieksche en Christelijke letterkunde, — een bont mengsel, waarvan het den naam „Stromata (tapijten)” ontleende. Zijne geschriften zijn zeer merkwaardig voor de kennis van den toenmaligen toestand der wetenschappen; zij werden het eerst te Florence (1550) en later bij herhaling uitgegeven.

Veertien Pausen, terwijl voorts nog 3 schismatieke pausen dien naam gedragen hebben. Zij zijn:

Clemens I Romanus, één der Apostolische Vaderen, en door de sage de eerste en ook wel de derde bisschop te Rome na Petrus genoemd. In de overlevering der 2de eeuw vervult hij als leerling van Petrus en als bemiddelaar tusschen de Israëlietische en Heidensche Christenen eene gewigtige rol. Omtrent zijn persoon is niet veel met zekerheid bekend: men weet niet of hij dezelfde is, die in den brief aan de Philippensen (IV: .3) als mede-arbeider van Paulus genoemd wordt, en evenmin of men hem voor den oud-consul Flavius Clemens, een neef van Domitianus, moet houden, die wegens zijne neiging tot het Christendom is ter dood gebragt. Eene latere sage spreekt van zijne ballingschap in den Thracischen Chersonnésus in het jaar 102. Ook vermeldt de Kerkelijke overlevering nog, dat hij op last van keizer Trajanus aan een anker vastgemaakt en in zee geworpen werd, doch dat het lijk van den martelaar weldra aan wal spoelde. Tot de bewaard gebleven geschriften, die hem door velen worden toegekend, behoort een brief aan de gemeenteleden te Corinthe, benevens eenige fragmenten van een tweeden brief, —wijders: de „Constititiones apostolicae”, —de „Recognitiones Clementinae” — en een aantal homiliën of kerkelijke leerredenen. Voorts heeft men van hem, zoo men meent, nog 2 brieven „Aan de jonkvrouwen”, die in het Syrisch opgesteld, maar blijkbaar van lateren tijd zijn. Eerstgemelde brieven van Clemens Romanus vindt men in de verzameling van de geschriften der Apostolische Vaderen, bijvoorbeeld die van Dressel (1863, 2de uitgave).

Clemens II (1046—1047), te voren den naam van Suidger dragende. Hij was eerst bisschop van Bamberg en werd op verlangen van koning Hendrik III op de Synode te Sutri tot paus gekozen.

Clemens (III), een tegenpaus (1080—1100), te voren, onder den naam van Guibert, aartsbisschop van Ravenna, door Hendrik IV als tegenpaus van Gregorius VII gekozen en eindelijk door het leger der kruisvaarders uit Rome verdreven.

Clemens III (1188—1191), te voren Paulus, aartsbisschop van Praeneste. Hij herkreeg de wereldlijke heerschappij over Rome en bewoog Frederik Barbarossa, Philippus Augustus en Richard Leeuwenhart tot een kruistogt.

Clemens IV (1265—1268), vroeger GuyFoulques genaamd en uit Frankrijk afkomstig. Hij was eerst raadsheer des Konings, toen aartsbisschop van Narbonne en cardinaal-bisschop van Sabina en schonk Napels aan Karel van Anjou, om de magt der Hohenstaufen te fnuiken.

Clemens V (1305—1314), te voren Bertrand d'Agoust genaamd. In Frankrijk geboren, werd hij in 1295 bisschop van Comminges, in 1299 aartsbisschop van Bordeaux en in 1305 door den invloed van koning Philippus met de driedubbele kroon versierd. Wegens den burgeroorlog, die in Italië woedde, bleef hij te Avignon. Door eene geheime overeenkomst ontlastte hij den Koning van Frankrijk en zijne dienaren van den banvloek van Bonifacius VIII. Laatstgenoemde zuiverde hij op de Kerkvergadering te Vienne van het verwijt van ketterij, — hief er de orde der Tempelridders op, — tuchtigde Venetië in 1313, nadat hij daarover in 1309 wegens de verovering van Ferrara den banvloek had uitgesproken, en benoemde na den dood van keizer Hendrik VII koning Robert van Napels tot rijksbestuurder in Italië; doch te midden zijner plannen, om dit geheele land aan zijne heerschappij te onderwerpen, werd hij te Roquemaure in Languedoc door den dood weggerukt (30 April 1314). — Een gedeelte van het „Corpus juris canonici”, een aantal geschriften bevattende tot hervorming der geestelijkheid, te weten de besluiten van het concilie van Vienne met zijne eigene Decretalen, in 5 boeken verdeeld en in 1343 in een consistorie van cardinalen afgekondigd, draagt den naam van Clementinae constitutiones of „Wetten van Clemens”.

Clemens VI (1342—1352), te voren Pierre Roger, bisschop van Arras en raadsheer des Konings. Hij was de beschermer van Johanna van Napels en sprak den laatsten, maar ook den vreeselijksten banvloek uit over één der Keizers, namelijk over Lodewijk de Beyer wien hij door Karel IV zocht te verdringen.

Clemens (VII), een schismatieken paus. Deze, eerst graaf van Genève, was daarna bisschop van Cambrai, cardinaal en eindelijk paus te Avignon. , Clemens (VIII), te voren Aegidius Nunoz genaamd. Hij was canonicus te Barcelona, werd in 1424 door 3 cardinalen tot paus gekozen, maar moest in 1429, volgens een besluit van het Concilie te Tortosa, afstand doen van zijne waardigheid.

Clemens VII (1523—1534), te voren Julius dei Medici. Hij was eerst aartsbisschop van Florence, poogde Karel V over te halen tot dwangmaatregelen tegen de Protestanten en het houden van een algemeen concilie te verhinderen, omdat hij beducht was voor hervormingen. Gedurende zijn bewind vielen de geweldige oorlogen voor tusschen de twee magtige vorsten koning Frans I van Frankrijk en keizer Karel V van Duitschland, en de Paus, tusschen die beiden wankelend, haalde zich daardoor de grootste onheilen op den hals. Rome werd door den connetable van Bourbon ingenomen, geplunderd en verwoest, en de Paus op den Engelenburg belegerd en vervolgens gevangen genomen. Wél ontsnapte hij, als een koopman vermomd, uit den kerker, doch ook na dien tijd maakte de toenemende Hervorming in Duitschland hem het leven zuur, terwijl zijn onstaatkundig gedrag oorzaak was, dat het Engelsche volk zich afscheidde van de R. Katholieke Kerk.

Clemens VIII (1592—1605), te voren Hippolytus Aldobrandini. Geboren in 1536, ontving hij in 1585 den cardinaalshoed en werd vervolgens door de eenstemmige keuze der cardinalen met de pauselijke waardigheid bekleed. Zijne weigering, om Hendrik IV als Koning van Frankrijk te erkennen, moest hij boeten met inkrimping van zijn gezag in Frankrijk, en hij slaagde niet in zijne pogingen, om Venetië afhankelijk te maken van den Pauselijken stoel. Daarentegen verwierf hij het hertogdom Ferrara, bragt in 1598 den Vrede te Vervins tusschen Frankrijk en Spanje tot stand en verhoedde, door zich niet te bekreunen om het Edict van Nantes en door de scheiding van Hendrik IV van Margaretha stilzwijgend goed te keuren, het uitbarsten van een nieuwen oorlog tusschen die beide Mogendheden. Daar hij de Dominicanen begunstigde en de heiligverklaring van Loyola weigerde, kreeg hij ongenoegen met de Jezuïeten, en het schijnt, dat deze om die reden onder verdenking zijn gekomen, toen hij den 5den Maart 1605 overleed. Hij bezorgde in 1592 eene tweede uitgave der Vulgata, naar hem „Editio Clementina” genaamd.

Clemens IX (1667—1669), vroeger den naam dragende van Julius Rospigliosi. Hy was eerst nuntius in Spanje, dan cardinaal en secretaris van Alexander VII, maakte als paus een einde aan de vervolgingen der Jansenisten, maar verbood de uitgave en verspreiding van hunnen Bijbel.

Clemens X (1670—1676), te voren Emilio Altiéri. Hij werd op vergevorderden leeftijd tot paus verheven.

Clemens XI (1700—1721) of Giovanni Francesco Albani. Hij werd in 1690 cardinaal en veroordeelde als paus in 1711 de uitgave van het Nieuwe Testament van Quesnel door de bul „Unigenitus”, zoodat de Jansenistische strijd bestendigd werd. Zijne werken zijn in 1729 in 2 deelen uitgegeven.

Clemens XII (1730—1740), eerst Lorenzo Corsini. Hij werd in 1706 cardinaal, hief als paus alle vrijplaatsen voor moordenaars op, verfraaide Rome en stichtte een seminarium tot bekeering der Grieken.

Clemens XIII (1758—1769), eigenlijk Carlo Rezzonico. Hij werd in 1737 cardinaal en stond als paus onder den magtigen invloed van den staatssecretaris Torregiani. Gedurende zijn bewind werd de orde der Jezuïeten uit Portugal, Spanje en Frankrijk verdreven en de pauselijke hiérarchie geweldig aangevallen door Nicolaus von Hontheim (zie onder dezen naam).

Clemens XIV (1769—1774), eigenlijk Giovanni Vincenzo Antonio en later Lorenzo Ganganelli. Deze, de zoon van een geneesheer, geboren te San Arcangelo bjj Bimini den 31sten October 1705, werd op 18-jarigen leeftijd lid van de orde der Minorieten en legde zich met ijver toe op de godgeleerdheid. Weldra werd hij consultor der Inquisitie en vervolgens cardinaal (1759). Nadat het conclave, na den dood van Clemens XIII, geruimen tijd verdeeld bleef, werd eindelijk Ganganelli tot paus gekozen. Wegens de Jezuïeten was zijn voorganger in onmin geraakt met onderscheidene mogendheden: Venetië wilde de geestelijke orden hervormen zonder hierin den Paus te kennen, Polen was van voornemen, om het gezag van den Heiligen Stoel te verminderen, en zelfs te Rome was men misnoegd. Clemens XIV besefte den hagchelijken toestand van het oogenblik en beijverde zich, om met de vorsten vrede te maken. Hij zond een nuntius naar Lissabon, vernietigde de bul „In coenâ Domini” en onderhandelde met Spanje en Frankrijk.

Ten gevolge hiervan onderteekende hij den 21sten Julij 1773 de vermaarde brève „Dominus ac redemtor noster”, waardoor de Jezuïeten-orde voor altijd werd opgeheven. Van dat oogenblik af leefde hij in onrust en vrees, zoodat zijne krachten allengs verminderden en hij den 22sten September 1774 overleed. Zijn marmeren borstbeeld, door Canova vervaardigd, prijkt in de kerk der Apostelen te Rome. Clemens XIV onderscheidde zich door vrijzinnigheid, staatsmanswjjsheid, grondige geleerdheid en een welwillend karakter. Hij bevorderde kunst en wetenschap, vooral door de stichting van het „Clementijnsche muséum”, een sieraad van het Vaticaan. Hij heeft geene andere geschriften nagelaten dan eenige brieven.

Eenige Nederlandsche geleerden, te weten:

Izaak Clemens, geboren te Middelburg. Hij studeerde in het midden der 17de eeuw te Utrecht, werd predikant bij de Fransche gemeente te Norwich in Engeland en later achtereenvolgens bij de Nederlandsche gemeenten te Serooskerke en te Vlissingen, waar hij in 1661 overleed. Hij heeft eenige geschriften uitgegeven, die thans vergeten zijn.

Herman Gideon Clemens, geboren te Groningen den 20sten Augustus 1701. Hij studeerde aldaar in de theologie, en was achtereenvolgens predikant te Ter Aa, te Tholen en te ’s Hertogenbosch, alwaar hij kort daarna tot hoogleeraar benoemd werd. De senaat der Geldersche Académie verleende hem den rang van doctor in de godgeleerdheid, en hij overleed den 23sten Februarij 1772. Hij heeft eenige geleerde en stichtelijke werken nagelaten en genoot om zijne vroomheid en verdraagzaamheid de algemeene achting.

Christiaan Hendrik Clemens, geboren te Utrecht den 3den October 1808. Hij ontving zijne opleiding eerst te Luik, vervolgens aan de kweekschool voor onderwijzers te Haarlem, en werd leeraar in de Nederlandsche taal, aardrijkskunde en geschiedenis aan het Instituut van koophandel te Luik. Na de Belgische omwenteling vestigde hij zich eerst te Boxtel, daarna te Gemonde en werd eindelijk onderwijzer aan de Departementale school te Nijmegen, waar hij den 12den October 1841 overleed. Hij was een edel en bekwaam man, die veel gedicht en geschreven heeft. Van zijne geschriften noemen wij: „Krijgsverhalen (1832)”. — „Krijgstafereel van de belegering der Citadèl van Antwerpen (1833)”, — „Lambert Broussard, historische roman uit de dagen der Belgische omwenteling (1833)” — „Lentebloempjes (1836)”, — „Algemeene geschiedenis voor jonge lieden (1837—1840, 5 dln)”, — „De stad Nijmegen en derzelver omstreken”, — „Nieuwe schetsen uit Noord-Brabant, Limburg en België (1840)”, — en „Een nieuw boek (1841)”. Voorts leverde hij vele bijdragen in het „Leeskabinet”, den „Gelderschen volksalmanak” enz.