Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cimarosa

betekenis & definitie

Cimarosa (Domenico), een beroemd Italiaansch componist, geboren te Napels den 17den December 1749, was de zoon van een armen schoenmaker en bestemd om bakker te worden. Toevallig ontdekte de gevierde zanger Aprile in den knaap lust en aanleg voor de muziek en zorgde dat hij op het Conservatorium della piéta te Napels werd geplaatst.

Later genoot hjj het onderwijs van Sacchini, en aan het conservatorium te Loretto leerde hij de grondbeginselen kennen der school van Durante, waarna hjj zoo ijverig studeerde, dat hij weldra den „Sacrificio di Abramo”, de „Olimpiade” en andere opera’s in het licht deed verschijnen. Hij was nog geen 25 jaar oud, toen hij vooral door de opera’s „II pittore Parigino” en „L’Italiana in Londra" reeds grooten roem in de voornaamste steden van Italië verworven had.

Nadat eene door hem vervaardigde cantate in 1782 te Rome was uitgevoerd, riep men hem naar Florence, om aldaar voor het tooneel te schrijven. Van 1780 tot 1787 zijn van hem niet minder dan 21 opera's in het licht verschenen, waartoe de prachtige „Cajo Mario”, de bevallige „Ballerina amante", de geestdriftwekkende „Convito di Piétra”, „Giannina e Bernardone” enz. behoren. Geheel Europa was met verbazing vervuld over den man, die in korten tijd zoo veel nieuws en schoons kon leveren.

In 1787 vertrok hij als kamer-componist van keizerin Catharina II naar Petersburg. Zijne opera’s „Le trame deluse” en „II fanatico burlato” nam hij mede en bragt er weldra eene reeks van andere stukken op het tooneel, zooals „La vergine del Sole”, „La felicità inaspettata”, „L’Atene edificata” enz. Daar echter het noordelijk klimaat niet bevorderlijk was voor zijne gezondheid, keerde hij reeds in 1790 naar Italië terug, en in het daarop volgende jaar benoemde keizer Jozef II hem tot hofkapelmeester te Weenen.

Hier schreef hij zijne comische opera „II matrimonio segreto”, —hetwelk in vergelijking met de 70 reeds door hem geleverde opera’s een meesterstuk mag heeten. Daarenboven componeerde hij er „La calamita dei cuori”, „L’amor rende sagace” enz., en keerde in 1793 naar Napels terug, waar hij zijn „Matrimonio segreto” ten tooneele bragt. Hier vervaardigde hij tot in 1796 de opera’s „I Traci amanti”, „Le astuzie femminili”, „Penelope” en „L’impegno superato”,— voorts te Rome „I nemici generosi”, en te Venetië „Gli Orazi e Curiazi”.

Bij zijn terugkeer te Rome in 1798 deed hij er zijn „Achille all’assedio di Troja” en „ L’imprudeute fortunato” opvoeren, en in hetzelfde jaar te Napels „L’apprentivo raggirato” en eene groote cantate „La felicita compita”. Hij was te Venetië bezig met het schrijven van de opera „L’Artemisia”, toen de dood hem op den llden Januarij 1801 verraste. Over de wijze, waarop hij zijn einde vond, bestaan zeer verschillende berigten; volgens sommigen zou hij wegens deelneming aan eene revolutionaire beweging in den kerker geworpen en aldaar ten gevolge van mishandelingen gestorven zijn, —volgens anderen is hij op last der Napolitaansche regéring geworgd. Nog anderen — doch zonder grond — zijn van meening, dat hij door vergif is omgebragt.

— Zijn borstbeeld, door Canova vervaardigd, is in 1816 nevens die van Sacchini en Paesiéllo in het Pantheon te Rome geplaatst. Zijne opera’s onderscheiden zich vooral door een overvloed van keurige melodieën, voorts door al de voortreffelijke eigenschappen, die eene grondige kennis van de instrumentatie en van den geheelen technischen vorm aan dergelijke stukken kan schenken.

< >