(Geoffrey) Chaucer de „morgenster” der Engelsche dichtkunst, werd geboren te Londen omstreeks het jaar 1340, studeerde te Oxford of te Cambridge, waar hij zich vooral op de Oude letterkunde toelegde, doch ontleende zijne vorming meer aan het leven dan aan de boeken. Nadat hij onder Eduard III tegen Frankrijk gestreden en een jaar in Fransche krijgsgevangenschap doorgebragt had, werd hij edelknaap aan het Hof, in 1372 Koninklijk schildhouder (squire) en toen met eene zending naar Genua belast.
In 1374 zag hjj zich benoemd tot controleur der belastingen, en deze betrekking bezorgde hem niet alleen veel geld, maar ook zooveel ledigen tijd, dat hij ongeveer 50000 verzen kon achterlaten. Zoowel bij Eduard als bjj diens opvolger Richard II stond hij in hoog aanzien, zoodat hjj meermalen als gezant naar Frankrijk en Italië werd afgevaardigd. Hjj behoorde tot de partij der Wicliffieten, en daar deze in 1382 vervolgd werden, nam hjj de wijk naar Henegouwen. Toen hjj zich vervolgens heimeljjk in zijn Vaderland waagde, werd hjj in hechtenis genomen en verloor piotselijk zijne bedieningen en zijne inkomsten. Zjjne vernedering was eene wraakoefening der zegevierende tegenpartij. Daar hij echter gehuwd was met eene zuster der gemalin van den hertog Jan van lancaster, nam de ongelegenheid, waarin hjj zich deswege bevond, weldra een einde,— vooral toen de zoon van den hertog, Hendrik IV (Bolingbroke), den troon beklom.
Het schjjnt echter, dat Chaucer inmiddels rustig zijn verbljjf hield op het kasteel Donnington. Hjj overleed te Londen den 25sten October 1400, en werd in Westminster-abtdij begraven, waar zjjne bewonderaars 150 jaar later een gedenkteeken ter zjjner eere hebben opgerigt. Tot zijne dichterlijke voortbrengselen behooren: „Troilus en Cressida” en „The house of fame”, welke navolgingen zijn van de verhalen van Boccaccio, voorts: „Testament of love”, eene navolging van het bekende werk van Boéthius „De Consolatione”, hetwelk hjj desgeljjks in het Engelsch vertaalde. Op het kasteel Donnington schreef hjj zijne beroemde „Canterbury tales”, al weder in de trant der „Decamerone”, doch in verzen; die dichterlijke verhalen onderscheiden zich door eene groote verscheidenheid en door ongemeene levendigheid, doch zjj zjjn onvoltooid gebleven en het eerst in 1480 door Caxton gedrukt. Later zijn de verzamelde werken van Chamer bij herhaling in het licht verschenen.