Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Census

betekenis & definitie

Census noemde men oorspronkelijk de schatting van het vermogen der burgers in het Oude Rome, die om de 5 jaren geschiedde en waarnaar zij in klassen werden gerangschikt (zie Centuria).

In den nieuweren tijd heeft men in constitutionéle Staten het regt om als kiezer mede te werken tot het afvaardigen van vertegenwoordigers naar het parlement of naar gewestelijke en gemeentelijke besturen aan een zeker belastingbedrag verbonden, en men geeft hieraan den naam van census. Niet, dat die opbrengst in geld een waarborg is voor de bekwaamheid der betalers om als kiezers op te treden, maar men heeft tot nu toe geen beteren maatstaf kunnen vinden. Zoolang immers de lagere volksklassen niet genoeg ontwikkeld zijn, om van dat belangrijk burgerregt met zelfstandigheid en waardigheid gebruik te maken, dient men te zorgen, dat het geen gevaarlijk werktuig worde in de hand van drijvers. In ons Vaderland is bijvoorbeeld het regt, om als kiezer voor leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op te treden, verbonden aan eene opbrengst in hoofdsom in de directe belastingen van 20 tot 160 gulden naar plaatselijke omstandigheden.

In onze dagen achten velen dien census, vooral waar hij in groote steden tot het maximum nadert of dat bereikt, veel te hoog, terwijl men het vrij algemeen betreurt , dat niet buiten den census aan de zoogenaamde capaciteiten, dat is aan hen, die door hunne maatschappelijke positie geacht worden de zelfstandigheid en bekwaamheid tot het doen van goede keuzen te bezitten, het kiesregt (zie onder dit woord) is toegekend.