Casper

betekenis & definitie

Casper (Johann Ludwig), een ervaren geneesheer, werd geboren den 11den Maart 1796 te Berlijn, studeerde aldaar, alsmede te Göttingen en te Halle, volbragt in 1820 eene wetenschappelijke reis door Engeland en Frankrijk en vestigde zich daarna te Berlijn, waar hij in 1825 tot buitengewoon hoogleeraar in de medicijnen en tevens tot medicinaal-raad, later tot adviseur omtrent geneeskundige zaken bij het Ministérie benoemd werd. In 1841 werd hij er „Gerichtsartz” en directeur van de inrigting van practisch onderwijs aan de universiteit. Hij schreef „Gerichtliche Leichöffnungen, 1stes Hundert (1851)”, —„Charakteristik der Französischen Medicin mit vergleichenden Hinblick auf die Englische (1822)”, — „Ueber Verletzungen des Rückenmarks in Hinsicht auf ihr Lethalitätsverhälltnis (1823)”, — „Ueber die Hundswuth (1829)”, — „Denkwürdigkeiten für medicinische Statistik und Staatsarzneikunde (1846)”, — „Praktisches Handbuch der gerichtlichen Medicin (1856—1858, 4de uitgave 1864)”, — „Klinische Novellen zur gerichtlichen Medicin (1863)”, — „Gerichtliche Leichöffnungen, 2tes Hundert(1853)”, benevens — onder den naam Till Ballistorius — het romantische treurspel „Die Karfunkelweihe (1817)”. Hij overleed den 24sten Februarij 1864.