Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Caseïne

betekenis & definitie

Caseïne of kaasstof, in 100 deelen 53,6 koolstof, 7,1 waterstof, 15,7 stikstof, 22,6 zuurstof en 1,0 zwavel bevattende, is eene eiwitachtige stof en bevindt zich, met natron verbonden, in de melk van alle zoogdieren.

Door het zuurworden van melk of door deze in aanraking te brengen met lebbe bij 50 of 60° C. wordt de natron vrij en de onzuivere caseïne valt als stremsel op den bodem. Zij is in verschen toestand eene vochtige, weeke, witte massa, die bij het droogen geel als barnsteen en doorschijnend wordt. Zij onderscheidt zich van andere eiwitachtige stoffen (albumine, fibrine) door de eigenschappen, dat zij bij het koken der oplossing niet stremt en geen phosphorus bevat. De neerslag wordt door kneden met water en vervolgens door uitkoken met aether gezuiverd. Zij is onoplosbaar in water, maar oplosbaar in een alkali.

— De caseo-gom en caseïne-kalk zijn uit Frankrijk ingevoerd ten behoeve der katoennijverheid, namelijk om aan deze stof de eigenschap van wol te geven (animaliséren), om gemakkelijk kleurstoffen op te nemen. De caseo-gom wordt verkregen door caseïne in verdunde ammonia op te lossen en de oplossing met verschen kalkbrij te vermengen, — zij is dus eigenlijk niets anders dan de uit gestremde melk en kalk zamengestelde klevende stof, die tot het lijmen van glas en porselein gebruikt wordt.

< >