Fibrine
(<Lat.), v., bloed- of plantenvezelstof.
Wiktionary (2019)
fibrine - Zelfstandignaamwoord 1. (biologie) (medisch) onoplosbaar eiwit in het bloedplasma, gevormd tijdens het bloedstollingsproces uit fibrinogeen en trombine Woordherkomst uit het Frans fibrine, afgeleid van Latijn fibra met het achtervoegsel -inus
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., van fibre = vezel] (med.) bloedvezelstof, een vast netwerk van draden die de grondslag vormen van bloedstolsel.
Ernst Meyer Camberg (1981).
vezelstof uit het bloed. Het vloeibaar voorstadium, fibrinogeen, wordt door trombine in vezelstof veranderd. Wordt ook in ontstekingsuitzwetingen op slijmvliezen (difterie) en sereuze huiddelen uitgescheiden. Fibrineuze ontsteking.
G. Th. van Kempen (1974)
vezelstof, eiwitstof, ontstaat uit fibrinogeen en vormt een netwerk van fijne draden over de wond. In de mazen hiervan worden bloedlichaampjes en vloeistoffen gevangen, waardoor een wond wordt afgesloten (bloedkoek).
Veerman (1954)
is een eiwitachtige, vaste stof, die bij stolling van het bloed ontstaat en die bestaat uit onoplosbare draden. Deze vormen een fijnmazig weefsel, dat bij de stolling alle bloedcellen in zich opsluit (z. Bloed en Fibrinogeen).
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
een in water onoplosbaar eiwit (globuline), dat bij de bloedstolling uit fibrinogeen ontstaat door de werking van het thrombine; vormt dan het voornaamste bestanddeel van een stolsel.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: