Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Carracci

betekenis & definitie

Carracci is de naam van een beroemd geslacht van schilders te Bologna in Italië, hetwelk aldaar een 60-tal jaren gebloeid en veel tot bevordering der kunst gedaan heeft. Van zijne leden noemen wij:

Ludovico Garracci geboren te Bologna in 1555. Hij was aanvankelijk traag in denken en handelen, maar gevoelde eene groote neiging tot de kunst. Van Venetië, waar hij zich vooral op de studie der werken van Titiaan en Tintoretto had, toegelegd begaf hij zich naar Florence, waar Andréa en Passignano zijne voorbeelden werden, en keerde als een uitmuntend schilder naar Bologna terug. Tegenover de bloeijende school van Correggio had hij er echter weinig invloed. Hij bragt evenwel zijne neven Agostino en Annïbale Carracci, die reeds grooten roem hadden verworven op het gebied der kunst, aan zijne zijde en stichtte in zijne woning eene schilderschool, „Accademia degli incamminati (School der op den goeden weg geleiden)”, die weldra een groot, aantal leerlingen telde. Zijne figuren onderscheiden zich door kracht en door waarheid in de uitdrukking der hartstogten, door eene smaakvolle draperie, maar bijna altijd door een onaangenaam koloriet. Zijne beste stukken zijn de „Tafereelen uit de geschiedenis van den heiligen Benedictus en de legende der heilige Cecilia”, 7 fresco-schilderijen in de beroemde gaanderij van het klooster van St.

Michele in Bosco bij Bologna, benevens een „Maria Boodschap” in de hoofdkerk te Bologna. Men meent, dat verdriet over eene fout aan den voet van den Aarts-engel op laatstgenoemd stuk zijn dood veroorzaakt heeft. Voorts roemt men zijne „Kruisiging der heilige Margaretha” te Mantua, terwijl men in de Muséa te Berlijn, München, Weenen, Petersburg enz. stukken van zijne hand aantreft. De tafereelen uit het klooster van St. Michele zijn door gravures algemeen bekend geworden. Ook de schilder zelf behandelde de graveernaald, en hij overleed in 1619.

Agostiíno Carracci een schilder en graveur. Hij werd geboren te Bologna in 1557 of 1558, kwam aanvankelijk in de leer bij een goudsmid, wijdde zich eerst later aan de kunst, en was ook niet onbedreven in de wijsbegeerte, meet- en dichtkunst. Hij en zijn broeder Annïbale waren geruimen tijd door ijverzucht verdeeld, vooral toen de Karthuizer monniken te Bologna aan het stuk „De communie van den heilige Hieronymus” van Agostino den voorrang toekenden onder alle bij hen ingeleverde schilderijen. Later werkten zij met Apucchi te zamen aan de beroemde gaanderij in de Farnesina te Rome. De roem, dien Agostino hier verwierf door zijne bevallige voorstellingen uit de fabel van Cephalus en Galathéa, krenkte de eerzucht van Annibale zoozeer, dat hij Rome verliet en te Parma voor de kracht van zijn hartstogt bezweek.

In de schilderschool, door Ludovico gesticht, belastte Agostino zich met het onderwijs in de doorzigtkunst en de bouwkunst. Men heeft maar weinige schilderijen van hem, en slechts enkele van deze verraden den dichterlijken geest, die hem bezielde. Zijn beste werk is de vermelde „Communie”, die geroofd

en naar Parijs gebragt is. Voorts heeft men doeken van hem in de voornaamste muséa van Europa. Veel heeft hij gedaan tot bevordering der graveerkunst op koper. Daarin had hij Tibaldi tot leermeester, en men heeft van hem onderscheidene gravures naar stukken van Tintoretto, Correggio enz. Hij heeft ook een teekenboek met 81 platen uitgegeven, doch deze zijn meerendeels door Ciamberlano en Bricci gegraveerd.

Annibale Carracci een broeder van den voorgaande. Hij is de voornaamste stichter der reeds vermelde school. Geboren te Bologna in 1560, hield hij zich eerst bezig met het kleermakersbedrijf, en zijn verkeer met lieden uit de laagste volksklasse verwijderde hem van alles, wat naar wetenschap, beschaving of poëzie geleek. Van zijn dwazen naijver hebben wjj reeds melding gemaakt. Hij maakte een aanvang met zijne studie als kunstenaar onder de leiding van zijn neef Ludovico, en begaf zich in 1580 naar Parma, waar hij zich den 'stijl van Correggio op zóó volkomene wijze toe-eigende, dat later te Venetië zelfs Titiaan weinig invloed op hem had.

Meer gevoelde hij zich aangetrokken door de kleurenpracht van Paolo Veronese, doch ook door dezen liet hij zich niet wegslepen. Toen Annïbale zich in 1600, op uitnoodiging van den cardinaal Farnese, naar Rome begaf, was zijn stijl gevestigd, zoodat alleen zijn smaak door de studie der antieken gelouterd moest worden. Hij legde zich daarop toe, doch werd weldra meer geboeid door Michele Angelo en Rafaël, en schoon hij hen niet wist te evenaren, nam hij in zijne voorstellingen zooveel van hen over, dat hij meer leverde dan iemand zijner tijdgenooten. Toch overtrof hij Rafaël in juistheid van teekening; zijne figuren zijn intusschen dikwijls niets anders dan academische standen zonder kracht, leven en bevalligheid.

Groote verdienste hebben de beide broeders verworven door hunne gewrochten in het paleis Farnese. Daar ziet men aan het gewelf den triomf van Bacchus met Ariadne, de geschiedenis van Galathéa en Cephalus, Aurora, Juno met den gordel van Fenus, Diana en Endymion, Hercules bij Jole, Venus en Anchises enz. Het werk werd met een ongewonen bijval bekroond, doch toen de cardinaal Farnese hem daarvoor eene betrekkelijk kleine geldsom toekende, ergerde Annibale zich zoozeer, dat hij in 1609 overleed. Hij heeft voorts vele stukken in olieverf geschilderd, en in den tijd van Napoleon I gingen er 30 naar Frankrijk, waaronder zich ook eene „Hemelvaart van Maria” bevond, en na de teruggave der geroofde kunstgewrochten (1817) zijn er nog 24 doeken van Annïbale in het Muséum te Parijs achtergebleven. Voorts heeft men er te Dresden, Weenen en Petersburg, in Engeland, in het paleis Farnese te Parma en elders. Hij behandelde voorts op een meesterlijke wijze de graveernaald en zijne prenten zijn zeer gezocht. De schilderijen van de Farnesiaansche verzameling te Rome zijn meermalen door beroemde graveurs in plaat gebragt en uitgegeven.

Francesco Carracci desgelijks een verdienstelijk schilder en graveur. Hij was de

jongere broeder van de beide voorgaanden, een leerling van Ludovico, en droeg den naam van Francescino. Zijne talenten worden zeer geroemd, maar zijne bescheidenheid liet veel te wenschen over. Hij overleed te Rome in 1622 op 27-jarigen leeftijd.

Antonio Carracci een onechten zoon van Agostino. Onder de leiding zijns vaders wijdde hij zich aan de kunst en werd na den dood van dezen door Ludovico naar Rome geroepen, waar hij reeds in 1618 overleed. Men vindt stukken van hem in het Pauselijk paleis, in San Bartolonmeo en elders.