Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Canova

betekenis & definitie

Canova (Antonio), de meest-beroemde Italiaansche beeldhouwer van den nieuweren tijd, werd geboren te Possagno op het gebied van Treviso den 1sten November 1757, en toonde reeds vroeg een ongemeenen aanleg voor de beeldende kunst. Die aanleg bleek, toen hij als 12-jarige knaap een leeuw modelleerde voor de tafel van zijn landheer. Zijne „Euridyce”, die hij op 17-jarigen leeftijd te Venetië uit zachten steen vervaardigde, verraadt den toekomstigen kunstenaar nog niet, doch hij verwierf toen reeds onderscheidene prijzen, en de Senaat zond hem ter verdere vorming met eene jaarlijksche toelage van 300 ducaten naar Rome. Hier schiep hij zijn „Theseus als overwinnaar van den Centaur”, waardoor hij zich grooten roem bezorgde, en deze groep van Carrarisch marmer is thans een sieraad van het Muséum te Weenen.

Canova verliet echter den aanvankelijk ingeslagen weg, en in zijn „Psyche met den gevleugelden Amor” verwijderde hij zich van den trant der Ouden, zoodat hij na dien tijd niet meer naast Thortvaldsen kan staan, dien hij trouwens in het bas-relièf nooit evenaarde. Intusschen verhief men hem niet alleen boven alle beeldhouwers van den nieuweren tijd, maar men stelde zijne gewrochten volkomen gelijk met die der oude meesters. In 1799 deed Canova eene reis door Oostenrijk en Pruissen, en in 1802 riep de eerste Consul hem naar Parijs, waar hij lid werd der Academie van Schoone Kunsten. In 1815 kwam Canom, als gezant van den Paus, nogmaals te Parijs, om geroofde kunstschatten op te eischen, en begaf zich vervolgens naar Engeland. Na zijn terugkeer te Rome ontving hij den titel van prefect der schoone kunsten en markies van Ischia met een jaarlijksch honorarium van 1000 scudi, terwijl zijn naam op het Capitool in het Gouden Boek werd opgeteekend.

Canova staat ongetwijfeld als kunstenaar zeer hoog, maar onderscheidde zich niet minder door zijn edel karakter. Zijne weldadigheid strekte tot steun aan vele kweekelingen der kunst. Hij stichtte te Possagno een tempel, wiens voorgevel volkomen overeenkomt met dien van het Parthenon te Athene, en offerde aldaar aan de godsdienst, het vaderland en de kunst de vruchten van zijn arbeid. De aanleiding tot dien tempelbouw' was eene weigering der kardinalen, om een kolossaal standbeeld der godsdienst met schild en kruis in ééne der kerken van Rome te plaatsen. Te Venetië, waar hij met zijn broeder den abt Canova, een uitstekend beoefenaar der Grieksche letterkunde, zijne laatste levensjaren doorbragt en den 13den Augustus 1822 overleed, is ter zijner eer in de kerk Al Frari een gedenkteeken verrezen, dat hij zelf als eene hulde aan Titiaan ontworpen had.

De kunstenaar heeft een groot aantal beeldhouwwerken achtergelaten en ook de schilderkunst met gelukkig gevolg beoefend. Zijne figuren zijn nagenoeg levensgroot en los geschilderd, maar onderscheiden zich door juistheid van koloriet en door ongemeene bevalligheid. Zijn penseel zou welligt het krachtig koloriet van Titiaan met de bevalligheid van Correggio vereenigd hebben, zoo zijne neiging hem niet had aangespoord, om zich hoofdzakelijk tot de beelhouwkunst te bepalen. Tot zijne schilderijen behooren „Venus en Amor”, „de Gratiën”, onderscheidene helden enz., en men vindt daarbij ook eene afneming van het kruis. Van zijne beeldhouwwerken zijn die, welke op de geschiedenis van het Christendom betrekking hebben, het minst te prijzen. Hij leefde te midden van de denkbeelden en voorstellingen der aloude poëzie, daarom bevond hij zich bij het behandelen van Christelijke onderwerpen niet volkomen op zijn terrein, zooals men in eenige graftomben en in zijne „Boetvaardige Magdalena” kan opmerken. Het liefst bepaalde hij zich tot dichterlijke scheppingen, en eerst in zijne laatste levensjaren leverde hij een „Joannes de Dooper als kind”, eene tweede „Boetvaardige Magdalena” en eindelijk voor zijn tempel te Possagno eene „Piéta” in bas-relièf, uit de geschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament.

Van de overige gewrochten van Canova vermelden wij „Een liggende Amor en Psyche” naar de fabel van Appulejus, — „Psyche” staande en in natuurlijke grootte, een uiterst bevallig beeld, — „Venus en Adonis” te Napels, — „Amor en Psyche” staande en in natuurlijke grootte, — „Perseus, het afgehouwen hoofd van Medusa vasthoudend”, door paus Pius VII gekocht, — twee „Athleten” in het Vaticaansch Muséum, —eene nectarschenkende „Hebé”, in het bezit van den Keizer van Rusland, — „Seracles, Lycas van de rotsen slingerend”, — „Napoleon” met schepter en rijks-appel en met een genius, die een palmtak en eene kroon draagt, — het „Grafteeken van Marie Christine, aartshertogin van Oostenrijk” in de kerk der Augustijnen te Weenen, — „De moeder van Napoleon", — „De overwinnende Venus,” — „Venus, uit het bad opgerezen”, in houding met die van Medici overeenkomend, — de „Drie Gratiën,” — de „Drie Muzen Thphrosyne, Thalia en Aglaja", eene hoogst bevallige groep, te München aanwezig, —„DeVrede”, voor den Koning van Engeland vervaardigd, — een verbazend aantal standbeelden van historische personen, — het grafteeken van Alfiéri met de treurende Italia te Florence, — het gedenkteeken van Volpato te Rome, — dat van Manzoni te Farli, — dat van den Pretendent van Engeland te Rome, — dat van prins Frederik van Oranje. Vele beeldhouwwerken van Canova zijn in plaat en alzoo ter algemeene kennis gebragt.

Hij was, volgens het oordeel van bevoegden, een geniaal kunstenaar, die levendigheid van compositie met keurigheid van uitvoering verbond. Toch kan hij niet met Thorwaldsen vergeleken worden. Hij is als een telg van het Zuiden weekelijk en verwijfd, en de sierlijkheid zijner vormen weegt niet op tegen het gemis van den heiligen ernst der kunst. Thorwaldsen daarentegen, de krachtige zoon van het Noorden, kende dien ernst en heeft daarvan den verheven stempel gedrukt op al zijne voortbrengselen. Het is intusschen onbetwistbaar, dat Canova, Thorwaldsen en Schadow sterren der eerste grootte zijn in de geschiedenis der plastische kunst van den jongsten tijd.