Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cagliari

betekenis & definitie

Cagliari, de hoofdstad van het Italiaansche eiland Sardinië en van de evenzoo genoemde provincie (246'/2 geogr. mijl met 375000 inwoners), is eene der oudste steden van Italië en ligt aan de zuidkust bij den mond der Mulargia en aan de Golf van Cagliari, die, door onderscheidene forten beschermd, er eene veilige haven vormt.

Zij verheft zich tusschen twee meren en op een berg, voortloopende tot aan een kasteel, hetwelk tot verdediging der reede dient. De stad is door wallen omgeven en in 4 deelen verdeeld, namelijk Castello op den berg met een kasteel, de universiteit, den schouwburg en eenige regeringsgebouwen, — La Marina aan de haven, de woonplaats der kooplieden, — Stampece, de wijk der aanzienlijken, zich met fraaije wandelplaatsen westwaarts uitstrekkende, — en Villanuova naar de oostzijde. De voorstad San Avendres (Avandar) is eene verlenging van Stampece.

De straten zijn meestal naauw, en van omstreeks 3100 gebouwen vindt men de fraaiste in La Marina en Castello; daartoe behoren het paleis van graaf Boyl, de schoone, met marmer bekleede hoofdkerk, de Jezuieten-kerk S. Michelo, de munt, het korenmagazijn enz. Er zijn bijna 40 kerken en 20 kloosters. De universiteit, in 1720 gesticht, en in 1764 vernieuwd, bevat eene aanzienlijke boekerij en fraaije verzamelingen, en telt 20 hoogleeraren en 200 studenten. Voorts heeft men er een aartsbisschoppelijk seminarium, een adellijk opvoedingsgesticht, een gymnasium, eene openbare bibliotheek met 18000 deelen, een muséum van oudheden, een landbouwgenootschap enz. De stad heeft gebrek aan drinkwater; zij is sedert 1857 met Bona in Algérië door eene telegraaflijn verbonden, en de hoogste regérings-ambtenaren, de aartsbisschop, de admiraliteit en het hooggeregtshof zijn er gezeteld.

De inwoners, wier aantal 31000 bedraagt, vervaardigen katoenen stoffen, wollen mutsen, tabak, buskruid enz. Tot de belangrijkste uitvoer-artikelen behooren er graan, vlas, kaas, wijn, zout en geitenvellen. Cagliari heeft geene eigene marine en slechts weinige koopvaardij-schepen, hoewel men er eene werf en een quarantaine-gebouw aantreft.

Deze stad heeft sedert den tijd der Romeinen en Carthagers nagenoeg denzelfden naam behouden, daar de verandering van r in l of die van het Phoenische woord Karales in het Italiaansche Caliari of Cagliari volstrekt niet vreemd is. In de noordwestelijke voorstad Sta Theresia en in de Zuidoostelijke Bonaria aanschouwt men de grenzen der voormalige stad, terwijl dat gedeelte, hetwelk zich thans op den berg verheft, eerst omstreeks het jaar 1217 gebouwd is.

Men heeft er nog overblijfselen van een amphitheater, dat ruimte aanbood voor 20000 personen; ook liggen er nog fundamenten van een tempel van Vesta. Zeer merkwaardig zijn er de cisternen (waterbakken), die er groote, onderaardsche, op zuilen rustende gewelven vormen. Er is van de acrópolis geen spoor meer te zien, maar wél van oude heirwegen naar Tibula, Olbia en Torres. Neigebaur is van meening, dat de Carthagers zich in het jaar 540 aldaar gevestigd hebben, en dat L. Cornelius Scipio na zijne overwinning bij Olbia (260 vóór Chr.) tot zoover is doorgedrongen.

Caesar begaf zich gedurende den burgeroorlog uit Afrika derwaarts, en omstreeks dien tijd ontving zij stedelijke regten. Tiberius zond er in het jaar 19 na Chr. 400 Israëlieten heen, wier aantal sterk toenam, totdat zij in 1492 door de onverdraagzaamheid der Spanjaarden verdreven werden. Nadat Cagliari in 383 bij het Westersche rijk was gevoegd, veroverde Genserik in 455 deze stad, die in 533 in het Oostersche rijk werd ingelijfd, totdat in 720 de Saracénen uit Spanje zich van haar meester maakten. Het schijnt dat Cagliari na dien tijd eene zekere mate van zelfstandigheid genoot. In 1003 vestigde Musato, koning der Saracenen, er zijn zetel, doch eindelijk werden laatgenoemden door de mannen van Genua en Pisa met hulp der ingezetenen verjaagd, waarna Willem I in 1019 regter van Cagliari wordt genoemd.

Later werd zij het eigendom van Pisa, en Pedro III van Aragon, een bondgenoot van Pisa, begaf zich in 1282 van hier naar de Siciliaansche vesper. Toen de magt van Pisa in 1284 door den slag van Meloria vernietigd was, ontstond er een bloedige burger-oorlog, totdat de Aragoniërs er in 1323 aan land stapten en 3 jaar later Cagliari veroverden.

Na dien tijd was de stad weder zelfstandig en genoot dezelfde voorregten als Barcelona. In 1350 werd hare haven door Ambrosio Doria geblokkeerd, en in den zeeslag tusschen de Genuézen en de vereenigde vloot der Venetianen en Aragoniërs, behaalde deze laatste eene glansrijke overwinning. In 1355, bij de komst van Pedro, koning van Aragon, werd er het eerste parlement gehouden. In 1587 werden er de vestingwerken voltooid; toch poogde in 1640 de Turksche vloot er te landen, terwijl zij in 1708, in de dagen van den Spaanschen Successie-oorlog, gebombardeerd werd. Nadat bij den Vrede van Utrecht (1713) Sardinië aan Oostenrijk was toegekend, werd Cagliari door de Spanjaarden ingenomen, in 1720 aan Oostenrijk teruggegeven en kort daarna afgestaan aan het Huis van Savoye.

In 1779 werd zij geteisterd door hongersnood, in 1782 door sprinkhanen, in 1793 door een bombardement van de Franschen, en in 1794 door een oproer. In 1799 nam de Koning van Napels de wijk derwaarts, en eene poging, om naar zijne Staten terug te keeren, liep zóó ongelukkig af, dat hij zich in 1806 nogmaals naar Cagliari moest begeven. Men meent, dat in de nabijheid van Cagliari de Romeinsche stad Nova, en niet ver van Milis het oude Neapolis gelegen heeft.

< >